|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de oorlog was lang tussen het huis van en tussen het huis van . En ging en was standvastig, maar het huis van ging en werd .
2 En aan werden in zonen geboren en zijn eerstgeborene was , van , de Jizreëlitsiche,
3 en zijn tweede was , van , de vrouw van , de Karmeliet, en de derde was , zoon van , dochter van , koning van .
4 En de vierde was , zoon van , en de vijfde was , zoon van .
5 En de zesde was , van , vrouw van . Dezen werden in aan geboren.
6 En het gebeurde tijdens de oorlog tussen het huis van en tussen het huis van , dat zichzelf versterkte in het huis van .
7 En had een bijvrouw, en haar naam was , dochter van , en zei tot : "Waarom kwam jij tot de bijvrouw van mijn vader?"
8 En was uitermate heet over de woorden van , en hij zei: "Ben ik de kop van een hond die bij behoort, dat ik vandaag vriendelijkheid doe met het huis van , uw vader, aan zijn broeders en aan zijn naaste en ik u niet deed vinden door de hand van , maar u mij vandaag ter verantwoording roept vanwege de verdorvenheid van de vrouw?
9 Zo zal Elohim met doen en zo zal Hij aan hem toevoegen, want zoals JAHWEH zwoer aan , zo zal ik aan hem doen:
10 het koningschap van het huis van doen overbrengen en de troon van oprichten over en over , vanaf tot aan ."
11 En hij kon niet verder antwoorden, vanwege zijn vrees voor hem.
12 En zond in zijn plaats boodschappers naar , zeggend: "Van wie is het land?", zeggend: "Snijd uw verbond met mij, en aanschouw!, mijn hand is met u om heel naar u om te doen keren."
13 En hij zei: "Goed, ik zal met jou een verbond snijden, echter één zaak vraag ik van jou, zeggend: Jij zal mijn aangezicht niet zien, tenzij jij , dochter van , tot voor mij brengt, bij jouw komst om mijn aangezicht te zien."
14 En zond boodschappers naar , zoon van , zeggend: "Geef mijn vrouw , waarmee ik mij ondertrouwde met honderd voorhuiden van Filistijnen."
15 En zond en hij nam haar van een man, , zoon van .
16 En haar man ging met haar, gaande en huilend, achter haar, tot aan , en zei tot hem: "Ga, keer terug!" En hij keerde terug.
17 En een woord van kwam bij de oudsten van , zeggend: "Ook gisteren, ook eergisteren*1), zochten jullie tot koning over jullie.
18 En nu, doet het, want JAHWEH sprak tot , zeggend: Door de hand van , Mijn dienaar, zal Ik Mijn volk redden uit de hand van de Filistijnen en uit de hand van al hun vijanden."
19 En sprak ook in de oren van en ging ook om te spreken in de oren van , in , al wat goed was in de ogen van en in de ogen van heel het huis van .
20 En kwam bij , in , en met hem waren twintig mannen, en maakte voor , en voor de mannen die met hem zijn, een feestmaal.
21 En zei tot : "Ik zal opstaan en ik zal gaan, en ik zal voor mijn heer, de koning, heel bijeen roepen; en zij zullen met u een verbond snijden en u zal over alles regeren waar uw ziel naar hunkert." En zond weg en hij ging in vrede.
22 En aanschouw!, dienaren van en kwamen van de overval en zij brengen veel buit met zich mee. En was niet bij in , want hij zond hem heen en hij ging in vrede.
23 En , en heel het leger dat met hem was, kwam en men vertelde aan , zeggend: ", zoon van , kwam bij de koning en hij zond hem heen en hij ging in vrede."
24 En kwam bij de koning en hij zei: "Wat deed u? Aanschouw!, kwam bij u! Waarom dit: u zond hem heen en hij ging, ja ging?
25 U kent , zoon van , dat hij kwam om u te verlokken en om uw uitgang en uw ingang te weten en om te weten al wat u doet."
26 En ging weg van bij en hij zond boodschappers achter ; en zij brachtten hem terug van het waterreservoir van . Maar wist het niet.
27 En keerde terug naar en deed hem afbuigen naar het midden van de poort, om in rust met hem te spreken. En hij sloeg hem daar neer in de vijfde rib en hij stierf, voor het bloed van , zijn broeder.
28 En daarna hoorde er van en hij zei: "Ik ben onschuldig, en mijn koninkrijk, bij JAHWEH, tot aan de aion, van de bloedschuld van , zoon van .
29 En er zullen pijnlijke angsten zijn op het hoofd van en op heel het huis van zijn vader. Maar het moet niet zo zijn dat hij afgesneden wordt van het huis van , als iemand die een ongewenste ontlading heeft en die melaats is en die vasthoudt aan een kruk en die valt door het zwaard en gebrek heeft aan brood."
30 En en , zijn broeder, doodden omdat hij , hun broeder, ter dood bracht in , in de strijd.
31 En zei tot en tot al het volk dat met hem was: "Scheurt jullie kleren en omgordt je met rouwgewaden en rouwklaagt voor het aangezicht van ." En de koning, , ging achter de baar.
32 En zij begroeven in . En de koning hief zijn stem op en hij huilde bij het graf van . En heel het volk huilde.
33 En de koning maakte een klaaglied over en hij zei: "Zal de dood sterven van een ontaarde?
34 Waren jouw handen niet gebonden geworden en jouw voeten niet in koperen ketenen? Zij waren geboeid om te vallen voor de aangezichten van de zonen van de onrechtvaardigheid. Jij viel." En heel het volk ging voort over hem te huilen.
35 En heel het volk kwam om een broodmaaltijd te doen houden terwijl het nog dag was. En zwoer, zeggend: "Zo zal Elohim met mij doen en zo zal Hij toevoegen, indien ik voor de zon onder gaat brood proef of iets anders."
36 En al het volk herkende het en het was goed in hun ogen, zoals alles wat de koning deed goed was in hde ogen van heel het volk.
37 En heel het volk en heel wist die dag dat het niet van de koning was om , zoon van , ter dood te brengen.
38 En de koning zei tot zijn dienaren: "Weten jullie niet dat een overste, een groot man, deze dag viel in ?
39 En vandaag ben ik een timide en een gezalfde koning, en deze mannen, zonen van , zijn harder dan ik. JAHWEH zal die het kwaad doet naar zijn kwaad terug betalen."
*1) - "gisteren, eergisteren", een uitdrukking voor "lang geleden".
Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 4
|
|