|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En daar was bij geval een man van ontaardheid en zijn naam was , zoon van , een man van de Jaminieten. En hij blies in de ramshoorn en hij zei: "Er is voor ons geen portie in en er is voor ons geen lotbezit in de zoon van . Een ieder naar zijn tenten, !"
2 En alle man van ging op van achter , achter , zoon van . Maar de mannen van kleefden aan hun koning, vanaf de tot aan .
3 En kwam naar zijn huis in , en de koning nam de tien vrouwen, zijn bijvrouwen, die hij achterliet om het huis te bewaken en hij gaf ze het huis van bewaking. En hij onderhield ze, maar hij kwam niet tot hen. En zij zijn beperkten tot aan de dag van hun sterven, een levenslang weduwschap.
4 En de koning zei tot : "Roep voor mij de mannen van samen, over drie dagen. En jij, sta hier."
5 En ging om samen te roepen, maar hij was later dan de afgesproken tijd die hij met hem afsprak.
6 En zei tot : "Nu zal , zoon van , ons meer kwaad doen dan . Neem jij de dienaren van jouw heer en achtervolg achter hem, anders vindt hij voor zichzelf verdedigde steden en redt hij zich uit van ons oog."
7 En de mannen van gingen uit, achter hem, en de Keretieten en de Peletieten en al de machtige mannen. En zij gingen uit vanaf om , zoon van , te achtervolgen.
8 Zij waren bij de grote steen die in is en kwam voor hun aangezichten en was omgord met zijn jas over zijn kleding en daarop was een gordel van zijn zwaard, vastgekoppeld op zijn taille, in haar schede. En hij ging uit en het viel er uit.
9 En zei tot : "Hoe is uw welzijn, mijn broeder?" En de rechterhand van hield de baard van vast, om hem te kussen.
10 En was niet op zijn hoede voor het zwaard dat in de hand van was. En hij sloeg hem er mee neer bij de vijfde rib. En zijn inwendige delen werden uitgegoten op de aarde. En het werd bij hem niet herhaald, want hij stierf. En en achtervolgden , zoon van .
11 En een man van de knapen van stond over hem, en hij zei: "Wie schept een behagen in en wie is er voor ? Achter aan!"
12 En rolde zich in het bloed, in het midden van de hoofdweg. En de man zag dat heel het volk stil stond. En hij bracht weg van de hoofdweg, naar het veld. En hij gooide een mantel over hem, toen hij zag dat een ieder van hen die bij hem kwam stil stond.
13 Toen hij van de hoofdweg verwijderd was, passeerde elke man achter , om achter , zoon van , te achtervolgen.
14 En hij passeerde door alle stammen van , in de richting van en en alle Berieten. En zij kwamen samen en zij kwamen des te meer achter hem.
15 En zij kwamen en zij belegerden tegen hem bij , in de buurt van Abel-. En zij stortten een aarden wal tegen de stad en het stond tegen de omwalling. En al het volk dat met was richtte te gronde om de muur te doen vallen.
16 En een wijze vrouw uit de stad riep: "Hoort Hoort! Zegt, alstublieft, tot : Kom naderbij, tot hier, en ik zal tot u spreken."
17 En hij kwam naderbij tot haar en de vrouw zei: "Bent u ?" En hij zei: "Ik ben het." En zij zei tot hem: "Hoor de woorden van uw dienstmeisje." En hij zei: "Ik hoor."
18 En zij sprak, zeggend: "Zij spraken, ja spraken, vroeger, zeggend: Zij zullen in vragen, ja vragen en zo komen zij ten einde.
19 Ik ben van de vreedzamen, betrouwbaren van . U probeert een stad te doen sterven die een moeder in is. Waarom verzwelgt u het lotbezit van JAHWEH?"
20 En antwoordde en hij zei: "Het zij verre, het zij verre van mij indien ik verzwelg en indien ik te gronde richt.
21 De zaak is niet zo, want een man uit het gebergte van , , zoon van , is zijn naam, hij hief zijn hand op tegen de koning, tegen . Geeft hem, alleen hem, en ik zal van de stad weg gaan." En de vrouw zei tot : "Aanschouw, zijn hoofd zal over de muur naar u gegooid worden."
22 En de vrouw kwam tot heel het volk in haar wijsheid en zij hakten het hoofd van , zoon van , af en zij gooiden het naar . En hij blies in de ramshoorn. En zij verstrooiden zich van de stad, ieder naar zijn tenten. En keerde terug naar , naar de koning.
23 En was over heel het leger van , en , zoon van , was over de de Keretieten en over de Peletieten.
24 En was over de dwangarbeid en , zoon van , was de verslaglegger.
25 En was schrijver en en waren priesters.
26 En ook , de Jaïriet, was priester voor .
Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 21
|
|