Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
2Samuël
Hoofdstuk 20

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 En daar was bij geval een man van ontaardheid en zijn naam was SebaSeba = eed, zoon van BichriBichri = eerstgeborene, een man van de Jaminieten. En hij blies in de ramshoorn en hij zei: "Er is voor ons geen portie in DavidDavid = lieveling en er is voor ons geen lotbezit in de zoon van IsaïIsaï = ik bezit . Een ieder naar zijn tenten, IsraëlIsraël = strijder van God!" 16 En heel Israël ziet dat de koning niet naar hen luisterde en het volk antwoordde de koning met een woord, zeggend: "Welke portie is er voor ons in David? En is er geen lotbezit in de zoon van Jesse. Naar jouw tenten, Israël! Nu, zie uw huis, David!" En Israël ging naar zijn tenten. (SW)[1Kon. 12:16]
2 En alle man van IsraëlIsraël = strijder van God ging op van achter DavidDavid = lieveling, achter SebaSeba = eed, zoon van BichriBichri = eerstgeborene. Maar de mannen van JudaJuda = lof kleefden aan hun koning, vanaf de JordaanJordaan = afdalende tot aan JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter.
3 En DavidDavid = lieveling kwam naar zijn huis in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, en de koning nam de tien vrouwen, zijn bijvrouwen, die hij achterliet om het huis te bewaken en hij gaf ze het huis van bewaking. En hij onderhield ze, maar hij kwam niet tot hen. En zij zijn beperkten tot aan de dag van hun sterven, een levenslang weduwschap. En zij zetten voor Absalom de tent op op het dak van het huis en Absalom komt voor de ogen van heel Israël tot de concubines van zijn vader. (SW)[2Sam. 16:22]
4 En de koning zei tot AmasaAmasa = (Jah) Hij draagt: "Roep voor mij de mannen van JudaJuda = lof samen, over drie dagen. En jij, sta hier."
5 En AmasaAmasa = (Jah) Hij draagt ging om JudaJuda = lof samen te roepen, maar hij was later dan de afgesproken tijd die hij met hem afsprak.
6 En DavidDavid = lieveling zei tot AbisaïAbisaï = mijn vader is (bron van) rijkdom: "Nu zal SebaSeba = eed, zoon van BichriBichri = eerstgeborene, ons meer kwaad doen dan AbsalomAbsalom = (mijn) vader is vrede. Neem jij de dienaren van jouw heer en achtervolg achter hem, anders vindt hij voor zichzelf verdedigde steden en redt hij zich uit van ons oog."
7 En de mannen van JoabJoab = JAH is Vader gingen uit, achter hem, en de Keretieten en de Peletieten en al de machtige mannen. En zij gingen uit vanaf JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter om SebaSeba = eed, zoon van BichriBichri = eerstgeborene, te achtervolgen.
8 Zij waren bij de grote steen die in GibeonGibeon = hoogte is en AmasaAmasa = (Jah) Hij draagt kwam voor hun aangezichten en JoabJoab = JAH is Vader was omgord met zijn jas over zijn kleding en daarop was een gordel van zijn zwaard, vastgekoppeld op zijn taille, in haar schede. En hij ging uit en het viel er uit.
9 En JoabJoab = JAH is Vader zei tot AmasaAmasa = (Jah) Hij draagt: "Hoe is uw welzijn, mijn broeder?" En de rechterhand van JoabJoab = JAH is Vader hield de baard van AmasaAmasa = (Jah) Hij draagt vast, om hem te kussen.
10 En AmasaAmasa = (Jah) Hij draagt was niet op zijn hoede voor het zwaard dat in de hand van JoabJoab = JAH is Vader was. En hij sloeg hem er mee neer bij de vijfde rib. En zijn inwendige delen werden uitgegoten op de aarde. En het werd bij hem niet herhaald, want hij stierf. En JoabJoab = JAH is Vader en AbisaïAbisaï = mijn vader is (bron van) rijkdom achtervolgden SebaSeba = eed, zoon van BichriBichri = eerstgeborene. 5 En bovendien: jij, jij weet wat Joab, zoon van Seruja, tegen mij deed, wat hij deed tegen twee oversten van de legers van Israël, tegen Abner, zoon van Ner, en tegen Amasa, zoon van Jeter. En hij doodt hen en hij plaatst het bloed van de strijd in vredestijd en hij geeft bloed van de strijd in zijn gordel die om zijn taille is en in zijn sandaal die aan zijn voeten is. (SW)[1Kon. 2:5]
11 En een man van de knapen van JoabJoab = JAH is Vader stond over hem, en hij zei: "Wie schept een behagen in JoabJoab = JAH is Vader en wie is er voor DavidDavid = lieveling? Achter JoabJoab = JAH is Vader aan!"
12 En AmasaAmasa = (Jah) Hij draagt rolde zich in het bloed, in het midden van de hoofdweg. En de man zag dat heel het volk stil stond. En hij bracht AmasaAmasa = (Jah) Hij draagt weg van de hoofdweg, naar het veld. En hij gooide een mantel over hem, toen hij zag dat een ieder van hen die bij hem kwam stil stond.
13 Toen hij van de hoofdweg verwijderd was, passeerde elke man achter JoabJoab = JAH is Vader, om achter SebaSeba = eed, zoon van BichriBichri = eerstgeborene, te achtervolgen.
14 En hij passeerde door alle stammen van IsraëlIsraël = strijder van God, in de richting van AbelAbel = beekje; weide en Bet-MaächaBet-Maächa = veld bij het huis van Maächa en alle Berieten. En zij kwamen samen en zij kwamen des te meer achter hem.
15 En zij kwamen en zij belegerden tegen hem bij AbelAbel = beekje; weide, in de buurt van Abel-Bet-MaächaBet-Maächa = veld bij het huis van Maächa. En zij stortten een aarden wal tegen de stad en het stond tegen de omwalling. En al het volk dat met JoabJoab = JAH is Vader was richtte te gronde om de muur te doen vallen.
16 En een wijze vrouw uit de stad riep: "Hoort Hoort! Zegt, alstublieft, tot JoabJoab = JAH is Vader: Kom naderbij, tot hier, en ik zal tot u spreken."
17 En hij kwam naderbij tot haar en de vrouw zei: "Bent u JoabJoab = JAH is Vader?" En hij zei: "Ik ben het." En zij zei tot hem: "Hoor de woorden van uw dienstmeisje." En hij zei: "Ik hoor."
18 En zij sprak, zeggend: "Zij spraken, ja spraken, vroeger, zeggend: Zij zullen in AbelAbel = beekje; weide vragen, ja vragen en zo komen zij ten einde.
19 Ik ben van de vreedzamen, betrouwbaren van IsraëlIsraël = strijder van God. U probeert een stad te doen sterven die een moeder in IsraëlIsraël = strijder van God is. Waarom verzwelgt u het lotbezit van JAHWEH?"
20 En JoabJoab = JAH is Vader antwoordde en hij zei: "Het zij verre, het zij verre van mij indien ik verzwelg en indien ik te gronde richt.
21 De zaak is niet zo, want een man uit het gebergte van EfraïmEfraïm = dubbel vruchtbaar, SebaSeba = eed, zoon van BichriBichri = eerstgeborene, is zijn naam, hij hief zijn hand op tegen de koning, tegen DavidDavid = lieveling. Geeft hem, alleen hem, en ik zal van de stad weg gaan." En de vrouw zei tot JoabJoab = JAH is Vader: "Aanschouw, zijn hoofd zal over de muur naar u gegooid worden."
22 En de vrouw kwam tot heel het volk in haar wijsheid en zij hakten het hoofd van SebaSeba = eed, zoon van BichriBichri = eerstgeborene, af en zij gooiden het naar JoabJoab = JAH is Vader. En hij blies in de ramshoorn. En zij verstrooiden zich van de stad, ieder naar zijn tenten. En JoabJoab = JAH is Vader keerde terug naar JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, naar de koning.
23 En JoabJoab = JAH is Vader was over heel het leger van IsraëlIsraël = strijder van God, en BenajaBenaja = JAHWEH heeft gebouwd of JAHWEH heeft herbouwd, zoon van JojadaJojada = JAHWEH weet, was over de de Keretieten en over de Peletieten.
24 En AdoramAdoram = mijn heer is verheven was over de dwangarbeid en JosafatJosafat -JAH is Rechter, zoon van AchiludAchilud = broeder van één (nl. vader of moeder) geboren, was de verslaglegger.
25 En SejaSeja = ??? was schrijver en SadokSadok = rechtvaardig en AbjatarAbjatar = vader van overvloed waren priesters.
26 En ook IraIra = waakzame stad, de Jaïriet, was priester voor DavidDavid = lieveling.


Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 21
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.