|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En sprak tot JAHWEH de woorden van dit lied in de dag dat JAHWEH hem redde vanaf de handpalm van al zijn vijanden en vanaf de handpalm van Saul,
2 en hij zei: "JAHWEH is mijn steile Rots en mijn Bergvesting en mijn Verlosser voor mij!
3 Elohim, mijn Rots. Ik neem toevlucht in Hem, mijn Schild en Hoorn van mijn redding, mijn onneembare Wijkplaats en mijn Toevluchtsoord, mijn Redder vanaf geweld. U redt mij!
4 Ik roep JAHWEH, Die lofgeprezen wordt. En van mijn vijanden word ik gered.
5 Want stortzeeën van dood omringen mij, waterlopen van ontaardheid jagen mij schrik aan,
6 kabels van het dodenrijk omgeven mij; valstrikken van de dood confronteren mij.
7 In mijn benauwdheid riep ik tot JAHWEH. En tot mijn Elohim riep ik, en Hij luisterde vanuit Zijn tempel naar mijn stem. En mijn hulpgeroep was in Zijn oren.
8 En de aarde zwierde en schudde. De fundamenten van de hemelen werden verstoord. En zij zwierden, want Hij was heet tegen hen.
9 Rook steeg op in Zijn neus en vuur uit Zijn mond verslond. Gloeiend houtskool verteerde door Hem.
10 En Hij strekte de hemelen uit en Hij daalde neer en mistige donkerheid was onder Zijn voeten.
11 En Hij reed op een cherub en Hij vloog en Hij verscheen op de vleugels van de wind.
12 En Hij stelde duisternis rondom Hem. Zijn hutten waren een naaf van water, dichte wolken van luchten.
13 Vanaf de helderheid voor Hem verteerden zij gloeiend houtskool van vuur.
14 JAHWEH deed donderen vanaf de hemelen en de Allerhoogste gaf Zijn stem.
15 En Hij zond pijlen en Hij verstrooide hen; een bliksemflits en Hij brengt hen in verwarring.
16 En de beken van de zee verschenen en de fundamenten van de wereld werden onthuld door de berisping van JAHWEH, door de adem van de wind van Zijn neus.
17 Hij zond vanaf de hoogte en Hij nam mij en Hij verwijderde mij vanaf vele wateren.
18 Hij redde mij van mijn sterke vijand, van mijn haters, want zij waren resoluut tegen mij.
19 Zij confronteerden mij in de dag van mijn ramp en JAHWEH was mij tot steun.
20 En Hij deed mij uitgaan naar de wijde plaats; Hij bevrijdde mij, want Hij schiep behagen in mij.
21 JAHWEH vergold mij naar mijn rechtvaardigheid, naar de zuiverheid van mijn handen en Hij vergoedde mij.
22 Want ik nam de wegen van JAHWEH in acht en ik was niet slecht tegen mijn Elohim.
23 Want elk oordeel van Hem was vóór mij. En Zijn inzettingen, ik trok mij er niet van terug.
24 En ik was onberispelijk voor Hem en ik bewaarde mijzelf vanaf mijn verdorvenheid.
25 En JAHWEH vergoedt mij naar mijn rechtvaardigheid, naar mijn zuiverheid voor Zijn ogen.
26 Met de getrouwe betoonde U Uzelf getrouw, met de machtige onberispelijke betoonde U Uzelf onberispelijk.
27 Met de gezuiverde betoonde U Uzelf zuiver en met de verdraaide betoonde U Uzelf vernuftig.
28 En U redde het nederige volk en Uw ogen zijn tegen de verhoogden, U brengt ze omlaag.
29 Want U bent mijn lamp, JAHWEH, en JAHWEH maakt mijn duisternis helder.
30 Want in U zal ik rennen, een bende. Door mijn Elohim zal ik over de barricade springen.
31 De El, onberispelijk is Zijn weg. Het gezegde van JAHWEH is gelouterd. Hij is een schild voor allen die in Hem een toevlucht nemen.
32 Want wie is El, afgezien van JAHWEH en wie is rots, afgezien van onze Elohim?
33 De El is mijn sterkte en dapperheid; en Hij maakt mijn weg onberispelijk.
34 Die mijn voeten doet rusten als de hinden en mij doet staan op mijn hoge plaatsen.
35 Die mijn handen onderwijst voor de strijd en zodat mijn armen een koperen boog beheersen.
36 En U gaf mij het schild van Uw redding en met Uw antwoorden deed U mij vermeerderen.
37 U maakte mijn stap ruim onder mij en mijn ledematen wankelden niet.
38 Ik achtervolgde mijn vijanden en ik roeide hen uit en ik keerde niet terug totdat aan hen een einde werd gemaakt.
39 En ik maakte een einde aan hen en ik doorboorde hen en zij stonden niet op. En zij vielen onder mijn voeten.
40 En U snoerde aan mij dapperheid voor de strijd. U deed die tegen mij opstaan onder mij neerbuigen.
41 En mijn vijanden, U gaf mij de nek. Mijn haters, ik wiste hen uit.
42 Zij sloegen er acht op, maar er was geen redder. Zij riepen tot JAHWEH, maar Hij antwoordde hen niet.
43 En ik vergruizelde hen tot losse aarde van het land. Ik verpulverde hen zoals de modder van de straten. Ik stampte op hen.
44 En U verloste mij van het twisten van mijn volk. U bewaarde mij tot hoofd van de naties. Een volk dat ik niet kende dient mij.
45 Zonen van een uitheemse huichelen tot mij. Horend met het oor luisteren zij naar mij.
46 Zonen van een uitheemse verwelken en zij omgorden zich vanaf hun omsloten ruimten.
47 JAHWEH leeft! En gezegend is mijn Rots! En de Elohim van de Rots van mijn redding za; verhoogd worden.
48 De El, Die de wraaknemingen aan mij geeft en Die volken onder mij neerwaarts brengt,
49 en Die mij doet uitgaan vanaf mijn vijanden en vanaf hen die tegen mij opstaan verhoogt U mij, boven een man van geweldadigheden redt U mij.
50 Vanwege dit juich ik JAHWEH toe onder de naties en voor Uw naam musiceer ik.
51 Hij is een Toren van reddingen van Zijn koning en doet getrouwheid aan Zijn gezalfde, aan David, en aan zijn zaad, tot aan de aion."
Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 23
|
|