|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de boosheid van JAHWEH gaat voort, heet tegen , en de Tegenstander*1) zet aan tegen hen, zeggend: "Ga, tel en ."
2 En de koning zei tot , overste van de strijdmacht die met hem was: "Ga heen en weer, alstublieft, door alle stammen van , vanaf tot aan , en maakt een telling van het volk. Dan weet ik het getal van het volk."
3 En zei tot de koning: "Ja, JAHWEH, uw Elohim, zal toevoegen aan het volk, zoals deze en zoals zij, honderd keren, en de ogen van mijn heer zien het. Maar waarom schept mijn heer, de koning, een behagen in deze zaak?"
4 En het woord van de koning was ontoegevend tot en tot de oversten van de strijdmacht, en en de oversten van de strijdmacht gingen uit voor het aangezicht van de koning, om het volk te tellen.
5 En zij staken de over en zij legerden zich in , rechts van de stad, die in het midden van de wadi was. En zij gingen naar en tot .
6 En zij kwamen in de buurt van en tot het land van . En zij kwamen in de buurt van en rondom tot .
7 En zij kwamen bij de vesting van en alle steden van de Chiwwieten en de Kanaänieten, en zij gingen uit tot de van , tot .
8 En zij gingen heen en weer in heel het land en zij kwamen aan het einde van negen maanden en twintig dagen in .
9 En gaf het getal van de volkstelling van het volk aan de koning en was achthonderdduizend mannen van dapperheid die het zwaard trekken*2) en de mannen van waren vijfhonderdduizend mannen.
10 En het hart van sloeg hem nadat hij het volk nummerde. En zei tot JAHWEH: "Ik zondigde uitermate door wat ik deed en nu, JAHWEH, alstublieft, doe de verdorvenheid van Uw dienaar passeren, want ik handelde uitermate onverstandig."
11 En stond op in de ochtend. En het woord van JAHWEH kwam tot , de profeet, de visioenziener van , zeggend:
12 "Ga en spreek tot : Zo zegt JAHWEH, drie dingen hou Ik je voor. Kies voor jezelf één van hen en Ik zal het tot jou doen."
13 En Gad kwam bij en hij vertelde het aan hem en hij zei tot hem: "Zullen er voor u zeven jaren hongersnood in uw land komen, of voor u drie maanden om te vluchten voor de aangezichten van uw benauwers en achtervolgen zij u? Of komen er drie dagen pest in uw land? Nu, weet en zie, welk woord zal ik terugbrengen aan Die mij zond?"
14 En zeg tot : "Het is voor mij uitermate benauwd. Alstublieft, laten wij vallen in de hand van JAHWEH, want Zijn mededogen is veel, want het moet niet zo zijn dat ik in de hand van mensen val."
15 En JAHWEH gaf de pest in , van de ochtend tot aan de afgesproken tijd. En er sterven van het volk, van tot aan , zeventig duizend mannen.
16 En de boodschapper zond zijn hand uit naar , om haar te ruïneren, maar JAHWEH had spijt over het kwaad en Hij zei tot de boodschapper die onder het volk verderf brengt: "Genoeg! Ontspan nu je hand!" En de boodschapper van JAHWEH was bij de dorsvloer van , de Jebusiet.
17 En sprak tot JAHWEH bij het zien van de boodschapper die onder het volk neersloeg, en hij zei: "Aanschouw!, ik zondigde en ik ben verdorven en deze kudde kleinvee, wat deden zij? Alstublieft, uw hand zal tegen mij komen en tegen het huis van mijn vader."
18 En kwam bij in die dag en hij zei tot hem: "Ga op, richt voor JAHWEH een altaar op op de dorsvloer van , de Jebusiet."
19 En ging op naar het woord van , zoals JAHWEH instructie gaf.
20 En staarde en hij zag de koning en zijn dienaren naar hem oversteken. En ging uit en hij wierp zich neer voor de koning, zijn neusgaten naar de aarde.
21 En zei: "Om welke reden komt mijn heer, de koning, tot zijn dienaar?" En zei tot hem: "Om van jou de dorsvloer te kopen, om een altaar voor JAHWEH te bouwen; dan zal de plaag van het volk worden beteugeld."
22 En zei tot : "Mijn heer, de koning, zal nemen en het goede in zijn ogen doen opgaan; zie!, de ossen voor het opstijgoffer en de dorssleden en de voorwerpen van de ossen, voor hout."
23 Dit alles geeft , o koning, aan de koning. En zei tot de koning: "JAHWEH, uw Elohim, zal u aanvaarden."
24 En de koning zei tot : "Nee, want ik zal van u kopen, ja ik koop van u tegen een koopprijs en ik zal niet aan JAHWEH, mijn Elohim, opstijgoffers doen opgaan die om niet zijn." En koopt de dorsvloer en de ossen tegen vijftig zilveren shekels.
25 En bouwde daar een altaar voor JAHWEH en hij deed opstijgoffers en vredeoffers opgaan. En JAHWEH verhoorde het dringende verzoek voor het land en de plaag werd vanaf beteugeld.
*1) - het Hebreeuws heeft hier "hij", en dat zou dan zeggen dat God David aanzette tot het tellen, om hem vervolgens daarvoor te straffen. In 1 Kronieken 21:1 staat echter dat het Satan was die David tot tellen aanspoorde.
*2) - Mannen ouder dan twintig jaren. Onder de twintig mocht men niet in het leger.
Terug naar de indexpagina
|
|