Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
2 Koningen
Hoofdstuk 11

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 En AtaljaAtalja = verhoogd is Jah, moeder van AchazjaAchazja = vast houdt Jah, zag dat haar zoon dood was. En zij stond op en zij bracht alle zaad van het koninkrijk om. 10 En Atalja, moeder van Achazja, zag dat haar zoon dood was. En zij stond op en zij roeide heel het zaad van het koningschap van het huis Juda uit. (SW)[2Kron. 22:10]
2 En JehosebaJehoseba = JAHWEH heeft gezworen, dochter van koning JoramJAH is verheven, zuster van AchazjaAchazja - vast houdt Jah, neemt JoasJoas = JAH heeft gegeven, zoon van AchazjaAchazja - vast houdt Jah en zij stal hem uit het midden van de zonen van de koning, de ter dood gedoemden, hem en zijn voedster, in de kamer van de rustbanken*1). En zij verborgen hem voor het aangezicht van AtaljaAtalja = verhoogd is Jah, en hij werd niet ter dood gebracht.
3 En hij was met haar in het huis van JAHWEH, zich verschuilend, zes jaren. En AtaljaAtalja = verhoogd is Jah regeerde over het land.
4 En in het zevende jaar zond JojadaJojada = JAH weet en hij nam de oversten van de honderden, met de Kariërs*2) en van de renners. En hij bracht hen bij zich in het huis van JAHWEH, en hij snijdt met hen een verbond, en hij doet hen zweren in het huis van JAHWEH en hij liet hen de zoon van de koning zien.
5 En hij gaf hen instructie, zeggend: "Dit is de zaak die jullie zullen doen: het derde van jullie die komen van de sabbat en die de wacht houden van het huis van de koning,
6 en het derde is in de poort van SurSur = afwijken, muur, rots en het derde is in de poort, achter de renners. En jullie houden beurtelings de wacht van het huis.
7 En de twee kanten van jullie, allen die uitgaan tijdens de sabbat, zij houden de wacht van het huis van JAHWEH, voor de koning.
8 En jullie omgeven de koning, rondom, ieder met zijn wapens in zijn hand. En die komt tot de gelederen zal ter dood gebracht worden. En weest met de koning bij zijn uitgaan en zijn in komen."
9 En de oversten van de honderden deden naar alles wat JojadaJojada = JAH weet, de priester, als instructie gaf. En zij namen ieder zijn mannen die kwamen van de sabbat, met die uitgaan van de sabbat. En zij kwamen bij JojadaJojada = JAH weet, de priester.
10 En de priester gaf aan de oversten van de honderden de speer en de borstharnassen die van koning DavidDavid = lieveling waren, die in het huis van JAHWEH waren.
11 En de renners stonden, ieder met zijn wapens in zijn hand, vanaf de rechter flank van het huis tot aan de linker flank van het huis, naar het altaar en naar het huis, namens de koning, rondom.
12 En hij bracht de zoon van de koning naar buiten en hij gaf op hem het onderscheidingsteken en het getuigenis, en zij maakten hem koning. En zij zalfden hem en zij sloegen de handpalm en zij zeiden: "De koning leve!"
13 En AtaljaAtalja = verhoogd is Jah hoorde de stem van de renners en van het volk, en zij kwam naar het volk bij het huis van JAHWEH.
14 En zij zag en aanschouw!, de koning stond op de kolom, naar de gewoonte, en de oversten en de trompetten waren bij de koning. En al het volk van het land verheugde zich en men blies in de trompetten. En AtaljaAtalja = verhoogd is Jah scheurde haar kleren en zij riep: "Samenzwering, samenzwering!"
15 En JojadaJojada = JAH weet, de priester, gaf instructie aan de oversten van de honderden, officieren van de gewapende eenheid, en hij zei tot hen: "Doet haar uitgaan vanaf de binnenkant van de gelederen en brengt die achter haar aan komt ter dood door het zwaard." Want de priester zei: "Het moet niet zo zijn dat zij in het huis van JAHWEH ter dood wordt gebracht."
16 En zij plaatsten handen op haar en zij kwam via de weg van de ingang van de paarden in het huis van de koning en daar werd zij ter dood gebracht.
17 En JojadaJojada = JAH weet sneed het verbond tussen JAHWEH en tussen de koning en tussen het volk, om tot volk te zijn voor JAHWEH, en tussen de koning en tussen het volk.
18 En heel het volk van het land kwam naar het huis van de BaälBaäl = heer, eigenaar en zij braken het af; zijn altaren en zijn beelden braken zij grondig af. En zij doodden Mattan, priester van de BaälBaäl = heer, eigenaar, voor het aangezicht van de altaren. En de priester plaatste opzichters over het huis van JAHWEH.
19 En hij nam de oversten van de honderden en de Kariërs*2) en de renners en heel het volk van het land en zij deden de koning afdalen vanaf het huis van JAHWEH en zij kwamen via de weg van de poort van de renners in het huis van de koning. En hij zat op de troon van de koningen.
20 En heel het volk van het land verheugde zich en de stad was rustig. En AtaljaAtalja = verhoogd is Jah brachten zij ter dood door het zwaard in het huis van de koning.
21 JoasJoas = JAH heeft gegeven was een zoon van zeven jaren toen hij koning werd.

1) - kamer van de rustbanken = slaapkamer
2) - Kariërs - wij zouden "bodyguards" of "lijfwachten" zeggen


Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 12
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.