|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 In het twaalfde jaar van , koning van , werd , zoon van , in , koning over , negen jaren.
2 En hij deed het kwade in de ogen van JAHWEH, maar niet zoals de koningen van die voor hem waren.
3 Tegen hem ging op, koning van , en werd voor hem tot dienaar en hij deed aan hem een erkenningsgeschenk terugkeren.
4 En de koning van vond in een samenzwering, omdat hij boodschappers zond naar , koning van . En hij deed geen erkenningsgeschenk opgaan naar de koning van zoals jaar na jaar. En de koning van gaf hem vrijheidsbeperking en hij bind hem in een huis van hechtenis.
5 En de koning van ging op tegen heel het land en hij ging op tegen en belegerde het, drie jaren.
6 In het negende jaar van veroverde de koning van en hij deporteerde naar ; en hij deed hen wonen in en in , bij de rivier van , en in de steden van de .
7 En het gebeurde dat de zonen van zondigden tegen JAHWEH, hun Elohim, Die hen deed opgaan uit het land van , van onder de hand van , koning van . En zij vreesden andere elohim.
8 En zij gingen in de statuten van de naties die JAHWEH verdreef van voor de aangezichten van de zonen van en de koningen die zij aanstelden.
9 En de zonen van deden clandestien dingen doen die niet correct waren tegen JAHWEH, hun Elohim. En zij bouwden voor zich hoge plaatsen in al hun steden, vanaf een toren voor veldwachters tot aan een stad van vesting.
10 En zij deden voor henzelf monumenten staan en palen op elke verheven heuvel en onder elke bloeiende boom.
11 En zij deden daar wierook roken in alle hoge plaatsen, zoals de naties die JAHWEH deporteerde van voor hun aangezichten. En zij deden kwade dingen, om JAHWEH te tergen.
12 En zij dienden de drollenafgoden, waarvan JAHWEH tot hen zei: "Jullie zullen deze zaak niet doen."
13 En JAHWEH betuigde tegen en tegen door de hand van elke van Zijn profeten, elke visioenziener, zeggend: "Keert terug van jullie kwade wegen en neemt Mijn instructies in acht, Mijn statuten, naar geheel de wet die Ik aan jullie vaders als instructie gaf en die Ik tot jullie zond door de hand van Mijn dienaren, de profeten."
14 En zij luisterden niet en zij verhardden hun nek, zoals de nek van hun vaders, die niet geloofden in JAHWEH, hun Elohim.
15 En zij verwierpen Zijn statuten en Zijn verbond dat Hij met hun vaders sneed, en Zijn getuigenissen die Hij tegen hen betuigde. En zij gingen achter de afgoden van de zinloosheid (en zij werden zinloos), en achter de naties die rondom hen waren, van wie JAHWEH hen instructie gaf niet te doen zoals zij.
16 En zij verlietten alle instructies van JAHWEH, hun Elohim, en zij maakten voor zich een gegoten beeld - twee kalveren, en zij maaakten een paal. En zij bogen zich neer voor heel het leger van de hemelen en zij dienen de .
17 En zij deden hun zonen en hun dochters door het vuur passeren en zij waarzegden waarzeggerijen en zij legden voortekenen uit en zij verkochten zichzelf om het kwade te doen in de ogen van JAHWEH, on Hem te tergen.
18 En JAHWEH toonde Zich uitermate boos tegen en Hij deed hen weg van voor Zijn aangezicht. Er bleef niemand over, slechts de stam van , alleen hen.
19 En ook bewaarde de instructies van JAHWEH, hun Elohim, niet. En zij gingen in de statuten van , die zij deden.
20 En JAHWEH verwierp heel het zaad van en Hij vernederde hen; en Hij gaf hen in de hand van rovers, totdat Hij hen weggooide uit Zijn aangezicht.
21 Want Hij scheurde af van het huis van en zij maakten , zoon van , koning. En dreef op een dwaalspoor van achter JAHWEH en hij deed hen grote zonde zondigen.
22 En de zonen van gingen in alle zonden van die hij deed (ze trokken zich er niet van terug),
23 totdat JAHWEH weg deed van voor Zijn aangezicht, zoals Hij sprak door de hand van al Zijn dienaren, de profeten. En werd gedeporteerd van zijn grond, naar , tot aan deze dag.
24 En de koning van bracht mensen van en van en van en van en van en hij deed hen wonen in de steden van , in de plaats van de zonen van en zij namen over en zij woonden in haar steden.
25 En het gebeurde bij aanvang van hun wonen daar, dat zij JAHWEH niet vrezen. En JAHWEH zond de leeuwen tegen hen en zij werden de doders onder hen.
26 En zij spraken tot de koning van , zeggend: "De naties die u deporteerde en die u deed wonen in de steden van , zij kennen de gewoonte niet van de elohim van het land, en Hij zond onder hen de leeuwen en aanschouw hen!, zij brachten hen ter dood, terwijl er geen onder hen was die de gewoonte van de elohim van het land kende."
27 En de koning van gaf instructie, zeggend: "Doet daar één van de priesters heen gaan die jullie van daar deporteerden, en zij zullen gaan en zij zullen daar wonen en hij zal hen in de gewoonte van de elohim van het land onderrichten."
28 En één van de priesters die zij deporteerden uit kwam en hij woonde in ; en hij gaf hen onderricht hoe zij JAHWEH zullen vrezen.
29 En het gebeurde dat natie na natie zijn eigen elohims maakte en zij deden hen vestigen in het huis van de hoge plaatsen die de Samaritanen maakten, natie na natie, in hun steden, daar waar zij woonden.
30 En de mannen van maakten en de mannen van maakten en de mannen van maakten ,
31 en de Awwieten maakten en , en de Sefarwieten verbrandden hun zonen in het vuur voor en , elohim van Sefarwaïm.
32 En zij werden die JAHWEH vreesden. En zij maakten voor zich van hun einden priesters van de hoge plaatsen en zij deden voor hen offers in het huis van de hoge plaatsen.
33 JAHWEH vreesden zij, maar hun elohim dienden zij, naar de gewoonte van de naties, waarheen zij hen van daar deporteerden.
34 Tot aan deze dag doen zij naar de vroegere gewoonten. Er waren onder hen geen JAHWEH vrezenden en er was onder hen geen die deed naar hun statuten en naar hun verordeningen en naar de wet en naar de instructie die JAHWEH als instructie gaf aan de zonen van , op wie Hij de naam plaatste.
35 En JAHWEH sneed met hen een verbond en Hij gaf hen instructie, zeggend: "Jullie zullen geen andere elohim vrezen en jullie zullen je niet voor hen neerbuigen en jullie zullen hen niet dienen en jullie zullen aan hen niet offeren,
36 behalve alleen voor JAHWEH, Die jullie uit het land van deed opgaan, met grote energie en met een uitgestrekte arm. Hem zullen jullie vrezen en voor Hem zullen jullie je neerbuigen en aan Hem zullen jullie offeren,
37 en de statuten en de verordeningen en de wet en de instructie, die Hij aan jullie schreef, zullen jullie in acht nemen, ze alle dagen doende. En jullie zullen geen andere elohim vrezen.
38 En het verbond dat Ik met jullie sneed zullen jullie niet vergeten, en jullie zullen geen andere elohim vrezen,
39 maar jullie zullen alleen JAHWEH, jullie Elohim, vrezen, en Hij, Hij zal jullie redden uit de hand van al jullie vijanden."
40 En zij luisterden niet, maar zij deden alleen naar hun vroegere gewoonte.
41 En het gebeurt dat deze naties JAHWEH vreesden en zij dienden hun beeldsnijwerken, ook hun zonen en de zonen van hun zonen; zoals hun vaders deden zo deden zij, tot aan deze dag.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 18
|
|