Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
2 Koningen
Hoofdstuk 22

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 JosiaJosia = JAH steunt was een zoon van acht jaren toen hij koning werd en hij regeerde één en dertig jaren in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter. En de naam van zijn moeder was JedidaJedida = geliefde, dochter van AdajaAdaja = sieraad van Jah, uit BozkatBozkat = hoogte. 6 En JAHWEH zei tot mij in de dagen van Josia, de koning: Zie jij wat het afvallige Israël doet? Zij gaat op elke verheven berg en onder elke bloeiende boom en bedrijft daar ontucht. (SW)[Jer. 3:6]
2 En hij deed het rechte in de ogen van JAHWEH en hij ging in heel de weg van DavidDavid = lieveling, zijn vader, en hij trok zich niet terug, naar rechts en links.
3 En het gebeurde in het achttiende jaar van koning JosiaJosia = JAH steunt, dat de koning SafanSafan = klipdas, zoon van AsaljahuAsaljahu = JAH zet apart, zoon van MesullamMesullam = vertrouweling (van God), de schrijver, zond naar het huis van JAHWEH, zeggend:
4 "Ga op naar ChilkiaChilkia = mijn deel is Jah, de hogepriester, en hij zal het zilver uitgietenLXX dat gebracht is naar het huis van JAHWEH, dat de bewakers van de dorpel verzamelden vanaf het volk.
5 En zij zullen het geven in de hand van die het werk doen, de supervisors, in het huis van JAHWEH. En zij zullen het geven aan hen die het werk doen in het huis van JAHWEH, om de leemte van het huis te repareren,
6 voor de vakmannen en voor de bouwers en voor de bouwers van de muur en om hout en gehouwen stenen te kopen om het huis te repareren.
7 Alleen, er zal met hen geen rekening opgemaakt worden over het in hun hand gegeven zilver, want zij doen in betrouwbaarheid.
8 En ChilkiaChilkia = mijn deel is Jah, de hogepriester, zegt tot SafanSafan = klipdas, de schrijver: "Ik vond een boekrol van de wet in het huis van JAHWEH." En ChilkiaChilkia = mijn deel is Jah gaf de boekrol aan SafanSafan = klipdas en hij las hem.
9 En SafanSafan = klipdas, de schrijver, kwam bij de koning en hij deed het woord terugkeren naar de koning en hij zei: "Uw dienaren stortten het zilver uit dat gevonden werd in het huis en zij gaven het in de hand van die het werk doen, de supervisors van het huis van JAHWEH."
10 En SafanSafan = klipdas, de schrijver, vertelde tot de koning, zeggend: "ChilkiaChilkia = mijn deel is Jah, de priester, gaf mij een boekrol." En SafanSafan = klipdas las hem voor voor het aangezicht van de koning.
11 En het gebeurde als de koning de woorden van de boekrol van de wet hoorde, dat hij zijn kleren scheurde.
12 En de koning gaf ChilkiaChilkia = mijn deel is Jah, de priester, en AchikamAchikam = mijn broeder staat (tot hulp) op, zoon van SafanSafan = klipdas, en AchborAchbor = muis, zoon van MichaMicha = wie is als Jah?, en SafanSafan = klipdas, de schrijver, en AsajaAsaja = JAH heeft geschapen, dienaar van de koning, instructie, zeggend:
13 "Gaat, raadpleegt JAHWEH aangaande mij, en aangaande het volk en aangaande heel JudaJuda = lof, vanwege de woorden van deze boekrol die gevonden werd, want groot is de woede van JAHWEH die in ons vernietigt, omdat onze vaders niet luisterden naar de woorden van deze boekrol en alles doen wat over ons werd geschreven."
14 En ChilkiaChilkia = mijn deel is Jah, de priester, en AchikamAchikam = mijn broeder staat (tot hulp) op en AchborAchbor = muis en SafanSafan = klipdas en AsajaAsaja = JAH heeft geschapen gaan naar ChuldaChulda = wezel, de profetes, vrouw van SallumSallum = vergelding, zoon van TikwaTikwa = hoop, zoon van CharchasCharchas = glans, die de kledingstukken bewaakt. En zij woonde in JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, in de tweede wijk, en zij spraken tot haar.
15 En zij zei tot hen: "Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God. Zegt tot de man die jullie tot mij zond:
16 Zo zegt JAHWEH: Aanschouw Mij!, kwaad brengend over deze plaats en over zijn bewoners, alle woorden van de boekrol die de koning van JudaJuda = lof las,
17 omdat zij Mij verlieten en zij wierook deden roken voor andere elohim, ten einde Mij te tergen door alle daden van hun handen. En Mijn woede vernielt deze plaats en zijGods woede zal niet uitgedoofd worden.
18 En tot de koning van JudaJuda = lof, die jullie zendt om JAHWEH te raadplegen, zullen jullie zo tot hem zeggen: Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God. De woorden die jij hoorde,
19 omdat jouw hart teer is en jij onderdanig bent voor het aangezicht van JAHWEH, in jouw horen wat Ik sprak over deze plaats en over zijn bewoners, dat het tot een ontzetting zal worden en tot een vloekuitspreking, en jij jouw kleren scheurt en jij voor Mijn aangezicht huilt (en ook hoorde ik JAHWEH met nadruk zeggen),
20 daarom, aanschouw!, Ik zal jou verzamelen bij jouw vaders en jij wordt in vrede verzameld naar jouw graven. En jouw ogen zullen niet al het kwaad zien dat Ik over deze plaats zal brengen." En zij brachten het woord terug naar de koning.

Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 23
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.