|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de koning zond en zij verzamelden bij hem alle oudsten van en .
2 En de koning ging op naar het huis van JAHWEH en elke man van en alle inwoners van gingen met hem, en de priesters en de profeten en heel het volk, vanaf klein tot aan groot. En hij leest in hun oren alle woorden van de boekrol van het verbond, die gevonden werd in het huis van JAHWEH.
3 En de koning stond op de kolom en hij sneed het verbond voor het aangezicht van JAHWEH, om te gaan achter JAHWEH en om Zijn instructies in acht te nemen en Zijn getuigenissen en Zijn statuten, met heel het hart en met heel de ziel, om de woorden van dit verbond te volbrengen dat geschreven is op deze boekrol. En heel het volk stond in het verbond.
4 En de koning gaf , de hogepriester, instructie, en de priesters van de tweede rang, en zij die de drempel bewaken, om vanuit de tempel van JAHWEH alle voorwerpen te brengen die gemaakt zijn voor de en voor de en voor heel het leger van de hemelen. En hij verbrandt ze buiten , in de plantages van en men droeg de losse aarde er van naar .
5 En hij deed de afgodenpriesters ophouden (die de koningen van gaven om wierook te doen roken in de hoge plaatsen in de steden van en die rond ) en die wierook doen roken voor de , voor de zon en voor de maan en voor de tekens van de dierenriem en voor heel het leger van de hemelen.
6 En hij deed de paal uitgaan vanaf het huis van JAHWEH, vanaf buiten tot , naar de wadi van . En hij verbrandt deze in de wadi van en hij verpulvert hem tot losse aarde. En hij gooit de losse aarde er van over de graven van de zonen van het volk.
7 En hij brak de behuizingen van de heiligdom-prostituees af, die in het huis van JAHWEH zijn, daar waar de vrouwen behuizingen weefden voor de .
8 En hij bracht alle priesters uit de steden van bijeen en hij verontreinigde de hoge plaatsen, daar waar de priesters wierook deden roken, vanaf tot aan . En hij brak de hoge plaatsen van de poorten af, die zijn bij het portaal van de poort van , overste van de stad, die aan de linkerkant is in de poort van de stad.
9 Echter, de priesters van de hoge plaatsen gaan niet op naar het altaar van JAHWEH, in , maar zij aten alleen ongezuurde broden, te midden van hun broeders.
10 En hij verontreinigde de , die in het Ravijn van was, zodat niemand zijn zoon en zijn dochter voor door het vuur doet passeren.
11 En hij roeide de paarden uit die de koningen van gaven aan de zon, van het binnenkomen van het huis van JAHWEH tot het vertrek van , de eunuch, die in de voorterreinen was. En de strijdwagens van de zon verbrandde hij in het vuur.
12 En de altaren die op het dak van het bovenvertrek van waren, die de koningen van maakten, en de altaren die maakte in de twee hoven van het huis van JAHWEH, brak de koning af. En hij rende van daar en hij gooide de losse aarde er van in de wadi van .
13 En de hoge plaatsen die voor mv aangezicht van waren, die aan de rechterzijde van de berg van het verderf, die , koning van bouwde voor , gruwel van de iërs, en voor , gruwel van , en voor , afschuwelijkheid van de zonen van , verontreinigde de koning.
14 En hij brak de monumenten af en hij hakte de palen om, en hij vulde hun plaats met botten van mensen;
15 en ook het altaar dat in was, de hoge plaats die , zoon van , maakte, die hij deed zondigen. Ook dat altaar en de hoge plaats brak hij af en hij verbrandde de hoge plaats. Hij verpulverde hem tot losse aarde en hij verbrandde de paal.
16 En wendde zich om en hij zag de graven die daar op de berg waren. En hij zond en hij nam de botten uit de graven en hij verbrandt ze op het altaar en hij verontreinigde het, naar het woord van JAHWEH, dat de man van de Elohim had geroepen die deze dingen riep.
17 En hij zei: "Wat is deze ruwe steenhoop die ik zie?" En mannen van de stad zeiden tot hem: "Het graf van de man van de Elohim, die uit kwam. En hij riep deze dingen die u deed op het altaar van ."
18 En hij zei: "Laat hem rusten!! Het moet niet zo zijn dat iemand zijn botten heen en weer beweegt." En zijn botten ontsnappen, met de botten van de profeet die uit kwam.
19 En ook alle huizen van de hoge plaatsen die in de steden van waren, die de koningen van maakten om te tergen, deed weg. En hij deed met hen alles wat hij in Beth-el deed.
20 En hij offerde alle priesters van de hoge plaatsen die daar waren op de altaren en hij verbrandde er de botten van mensen op. En hij keerde terug naar .
21 En de koning geeft instructie aan heel het volk, zeggend: "Houdt het Pascha voor JAHWEH, jullie Elohim, zoals geschreven is op de boekrol van dit verbond."
22 Want er werd geen Pascha als dit gehouden vanaf de dagen van de rechters die recht spraken, en in alle dagen van de koningen van en de koningen van .
23 Want alleen in het achttiende jaar van koning werd dit Pascha gehouden voor JAHWEH, in .
24 En ook: de mediums en de helderzienden en de huisgodenbeeldjes en de drollenafgoden en alle gruwelen die gezien werden in het land van en in , nam weg, ten einde de woorden van de wet te volbrengen die geschreven zijn op de boekrol die , de priester, vond in het huis van JAHWEH.
25 En zoals hij was er vóór hem geen koning die terugkeerde tot JAHWEH, met heel zijn hart en met heel zijn ziel en met heel zijn intensiteit, naar heel de wet van . En na hem stond er niemand op zoals hij.
26 Echter, JAHWEH keerde niet terug van de hitte van Zijn grote boosheid, waarmee Zijn boosheid heet was tegen over alle tergingen waarmee Hem tergde.
27 En JAHWEH zei: "Ook deed Ik weggaan van voor Mijn aangezicht, zoals Ik deed weggaan. En Ik verwierp deze stad die Ik koos, , en het huis waarvan Ik zei: Mijn Naam zal daar zijn."
28 En de rest van de zaken van en alles wat hij deed, zijn die niet geschreven op de boekrol van de woorden van de dagen van de koningen van ?
29 In zijn dagen ging , koning van , op tegen de koning van , bij de rivier , en koning ging uit om hem te ontmoeten. En bracht hem ter dood in , als hij hem zag.
30 En zijn dienaren vervoerden hem met een strijdwagen, stervend, van , en zij brachten hem naar en zij begroeven hem in zijn graf. En het volk van het land nam , zoon van , en zij zalfden hem en zij maakten hem koning in plaats van zijn vader.
31 Een zoon van drie en twintig jaren was als hij koning werd. En hij regeerde drie maanden in . En de naam van zijn moeder was , dochter van , uit .
32 En hij deed het kwade in de ogen van JAHWEH, naar alles wat zijn vaders deden.
33 En bond hem in , in het land van , om niet te regeren in . En hij gaf een boete aan het land: honderd talenten zilver en één talent goud.
34 En maakte , zoon van , koning in plaats van , zijn vader, en hij keerde zijn naam om in . En hij nam en hij kwam naar en hij stierf daar.
35 En het zilver en het goud gaf aan , maar hij deed het land taxeren om het zilver te geven op bevel van , elke man naar zijn taxatie; hij vorderde het zilver en het goud van het volk van het land om het aan te geven.
36Een zoon van vijf en twintig jaren was toen hij koning werd en hij regeerde elf jaren in . En de naam van zijn moeder was , dochter van , van .
37 En hij deed het kwade in de ogen van JAHWEH, naar alles wat zijn vaders deden.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 24
|
|