|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En zei: "Hoort het woord van JAHWEH! Zo zegt JAHWEH: Rond deze tijd morgen zal een fijn meel verkopen voor een shekel en twee s gerst per shekel, in de poort van ."
2 En de adjudant, bij wie de koning op zijn hand leunde, antwoordde de man van de Elohim en hij zei: "Aanschouw, als JAHWEH spleten maakt in de hemelen - zal deze zaak gebeuren?" En hij zei: "Aanschouw!, jij ziet het met jouw ogen, maar daarvan zal jij niet eten."
3 En vier stervelingen, in het portaal van de poort, waren melaats en zij zeiden ieder tot zijn naaste: "Wat zitten we hier? Totdat wij sterven?
4 Indien wij zeggen: wij zullen de stad binnen gaan en de hongersnood is in de stad, dan sterven we daar, maar indien we hier zitten, dan sterven we. En nu, gaat en wij zullen in het legerkamp van vallen. Indien zij ons laten leven, zullen we leven, en indien zij ons ter dood brengen, dan sterven we."
5 En zij stonden op in de schemering om tot de legerplaats van te komen. En zij kwamen tot aan het uiterste van de legerplaats van , en aanschouw!, er was daar niemand,
6 want de Heer deed het legerkamp van het geluid van strijdwagens, het geluid van paarden, het geluid van een grote strijdmacht horen, en zij zeiden, elk tot zijn broeder: "Aanschouw!, de koning van huurde tegen ons koningen van de Hethieten en koningen van , om tegen ons op te komen."
7 En zij gingen op en zij vluchtten in de schemering en zij verlieten hun tenten en hun paarden en hun ezels, het legerkamp was zoals het was. En zij vluchtten voor hun ziel.
8 En deze melaatsen kwamen tot aan het uiterste van de legerplaats en zij kwamen een tent binnen; en zij aten en zij dronken, en zij droegen van daar zilver en goud en kledingstukken. En zij gingen en zij begroeven. En zij keerden terug en zij kwamen een andere tent binnen en zij droegen van daar; en zij gingen en zij begroeven.
9 En zij zeiden, elk tot zijn naaste: "Wat wij doen is niet correct. Deze dag is een dag van goed nieuws en wij, wij zwijgen. En wij hebben getalmd tot het licht van de ochtend en verdorvenheid vindt ons. Maar nu, gaat! Dan zullen wij komen en het aan het huis van de koning vertellen."
10 En zij kwamen en zij riepen tot de poortwachters van de stad en zij vertelden het hen, zeggend: "Wij kwamen in de legerplaats van en aanschouw!, er is daar geen man en geen geluid van een mens, behalve alleen het paard dat vastgebonden is en de ezel die vastgebonden is en de tenten, zoals ze zijn."
11 En de poortwachters riepen en zij vertelden het binnen, in het huis van de koning.
12 En de koning stond 's nachts op en hij zei tot zijn dienaren: "Ik zal, alstublieft, aan jullie vertellen wat tegen ons deed. Zij weten dat wij hongerig zijn en zij gingen uit vanaf de legerplaats om zich in het veld te verschuilen, zeggend: Zij zullen uit de stad gaan en wij zullen hen levend vastgrijpen en wij zullen in de stad binnen komen."
13 En één van zijn dienaren antwoordde en hij zei: "Zij zullen dan, alstublieft, vijf van de overgebleven paarden nemen die in haar overbleven. Aanschouw hen!, zij zijn als heel de schare van die er in over bleef. Aanschouw hen!, zij zijn als heel de hele schare van die tot een einde komen. En wij zullen zenden en wij zullen zien."
14 En zij namen twee van de strijdwagens met paarden en de koning zond hen achter het legerkamp van , zeggend: "Gaat en ziet!"
15 En zij gingen achter hen aan tot aan de . En aanschouw!, heel de weg was vol kledingstukken en voorwerpen die weggooide in het zich nerveus haasten. En de boodschappers keerden terug en zij vertelden het aan de koning.
16 En het volk ging uit en zij plunderden het legerkamp van . En er was een fijn meel per shekel en twee s gerst per shekel, naar het woord van JAHWEH.
17 En de koning gaf de supervisie over de poort aan de adjudant, die leunde op zijn hand. En het volk vertrad hem in de poort en hij stierf, zoals de man van de Elohim sprak, dat hij sprak toen de koning naar hem afdaalde.
18 En het gebeurde zoals de man van de Elohim sprak tot de koning, zeggend: "Twee s gerst per shekel en een fijn meel per shekel, zal er morgen rond deze tijd zijn in de poort van ."
19 En de adjudant antwoordde de man van de Elohim en hij zei: "En aanschouw!, JAHWEH maakt spleten in de hemelen. Zal het naar dit woord gebeuren?" En hij zei: "Aanschouw!, jij ziet het in jouw ogen, maar jij zal daarvan niet eten."
20 En zo gebeurde het met hem, want het volk vertrad hem in de poort en hij stierf.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 8
|
|