|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En al het werk dat deed voor het huis van JAHWEH werd verwezenlijkt en bracht de heilige dingen van , zijn vader, binnen, en het zilver en het goud en al de voorwerpen zette hij tussen de schatten van het huis van de Elohim.
2 Toen deed de oudsten van samenkomen en alle hoofden van de stamhuizen, vorsten van de vaders voor de zonen van , naar , om de kist van het verbond van JAHWEH te doen opgaan vanaf de stad van , dat is .
3 En zij kwamen samen voor de koning, alle mannen van , bij de feestviering van de zevende maand.
4 En alle oudsten van kwamen en de Levieten droegen de kist.
5 En zij deden de kist opgaan en de tent van de afspraak en alle voorwerpen van de heiligheid die in de tent waren; de priesters en de Levieten deden ze opgaan.
6 En koning en heel de vergadering van , die bij hem samengekomen waren, waren voor het aangezicht van de kist, kleinvee en grootvee offerend, die niet genummerd werden en niet geteld werden vanwege de veelheid.
7 En de priesters brachten de kist van het verbond van JAHWEH naar zijn plaats, naar het binnenste heiligdom van het huis, naar de heiligheid van de heiligheden, tot onder de vleugels van de cherubs.
8 En de cherubs spreidden hun vleugels uit over de plaats van de kist en de cherubs bedekten de kist en zijn draagstokken, van bovenaf.
9 En de draagstokken staken uit en de toppen van de draagstokken van de kist werden gezien aan de voorzijde van het binnenste heiligdom, maar zij werden niet gezien aan de buitenzijde. En hij is daar tot aan deze dag.
10 Er was niets in de kist dan de twee platen die gaf bij , waar JAHWEH een verbond sneed met de zonen van bij hun uitgaan uit Egypte.
11 En het gebeurde bij het uitgaan van de priesters uit de heilige plaats, dat alle priesters die zich daar bevonden, zich heiligden, zonder de afdelingen in acht te nemen.
12 En de Levieten, de zangers, behoorden bij hen allen: voor , voor , voor en voor hun zonen en voor hun broeders, die gekleed waren in fijn linnen, met cimbalen en met citers en harpen, staande ten oosten van het altaar, en met hen honderd en twintig priesters, trompet blazend in de trompetten.
13 En de trompetblazers en de zangers waren als één om een geluid te doen horen, één om JAHWEH te lofprijzen en toe te juichen. En toen zij het geluid aanhieven met de trompetten en met de cimbalen en met de instrumenten van het lied en bij het lofprijzen tot JAHWEH, want Hij is goed, want Zijn vriendelijkheid is voor de aion, werd het huis van JAHWEH vervuld met een wolk.
14 En de priesters konden niet blijven staan om dienst te verrichten vanwege het aangezicht van de wolk, want heerlijkheid van JAHWEH vervulde het huis van de Elohim.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Kronieken 6
|
|