|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Na deze dingen, toen de woede van koning was geluwd, dacht hij aan en wat zij deed en dat hij van haar was afgehouwen.
2 En de knapen van de koning, die zijn dienst verrichtten, zeiden dat zij voor de koning jonge meisjes, maagden, zouden zoeken, goed van verschijning.
3 "En de koning zal zorgen voor opzichters in alle provincies van zijn koninkrijk en zij zullen elk jong meisje, maagd, goed van verschijning bijeen brengen in het kasteel van , naar het huis van de vrouwen, onder de hand van , eunuch van de koning, die de vrouwen bewaakt, om ze een schoonheidsbehandeling te geven.
4 En het jonge meisje dat goed zal zijn in de ogen van de koning zal koningin worden, in plaats van ." En het woord was goed in de ogen van de koning. En hij deed alzo.
5 Er was een Joodse man in het kasteel van en zijn naam was , zoon van , zoon van , zoon van , een Jaminitische*1) man,
6 die uit gedeporteerd werd tijdens de deportatie, die gedeporteerd werd met , koning van , die , koning van , deporteerde.
7 En hij werd pleegvader van , dat is , dochter van zijn oom, want zij had geen vader en moeder. En het jonge meisje was heel mooi van gestalte en goed van verschijning. En bij de dood van haar vader en van haar moeder nam haar voor zich als dochter.
8 En het gebeurde toen het woord van de koning en zijn edict aangekondigd werden, dat veel jonge meisjes bijeen gebracht werden in het kasteel van onder de hand van . En werd naar het huis van de koning genomen onder de hand van , de bewaker van de vrouwen.
9 En het jonge meisje was goed in zijn ogen en ze verkreeg vriendelijkheid voor zijn aangezicht en hij bespoedigde haar schoonheidsbehandelingen en om aan haar haar toegewezen porties te geven en om aan haar zeven van de geselecteerde jonge meisjes uit het huis van de koning te geven. En hij laat haar en haar jonge meisjes wijzigen naar de goede plaats van het huis van de vrouwen.
10 vertelde niet over haar volk en haar verwantschap, want gaf haar instructie dat zij het niet zou vertellen.
11 En elke dag wandelde voor het aangezicht van de hof van het huis van de vrouwen om te weten over het welzijn van en wat met haar werd gedaan.
12 En wanneer een jong meisje de beurt bereikte om te komen bij koning , als voor haar een eind kwam aan het edict van de vrouwen, nadat zo twaalf maanden vervuld waren, dagen van haar schoonheidsbehandelingen, zes maanden met olie van mirree en zes maanden met geurige stoffen en met de schoonheidsbehandelingen van de vrouwen,
13 en wanneer het jonge meisje bij de koning kwam, alles wat zij zei werd aan haar gegeven om met haar uit het huis van de vrouwen te komen tot aan het huis van de koning.
14 In de avond kwam zij en in de ochtend keerde zij terug naar het tweede huis van de vrouwen, onder de hand van , eunuch van de koning, bewaker van de bijvrouwen. Zij kwam niet opnieuw tot de koning, behalve alleen wanneer de koning in haar behagen schiep en zij bij naam werd geroepen.
15 En toen het de beurt was van , dochter van , oom van , die haar tot zijn dochter nam, om bij de koning te komen, zocht ze om geen ding, behalve alleen wat , eunuch van de koning, bewaker van de vrouwen, zei. En verkreeg de gunst in de ogen van allen die haar zagen.
16 En werd naar koning genomen, naar het huis van zijn koninkrijk, in de tiende maand; dat is de maand van , in het zevende jaar van zijn regering.
17 En de koning had meer lief dan alle vrouwen, en zij verkreeg de gunst en vriendelijkheid voor zijn aangezicht, boven alle maagden. En hij plaatste de diadeem van het koninkrijk op haar hoofd en hij maakte haar tot koningin, in plaats van .
18 En de koning maakte een groot feestmaal voor al zijn oversten en zijn dienaren, het feestmaal van . En aan de provincies gaf hij een rustdag. En hij gaf porties eten naar de hand van de koning.
19 En toen de maagden voor de tweede keer bijeen gebracht werden, zat in de poort van de koning.
20 vertelde niet over haar verwantschap en over haar volk, zoals haar instructie gaf, en deed naar het gezegde van , zoals toen zij bij hem pleegkind was.
21 In die dagen, toen in de poort van de koning zat, waren en , twee van de eunuchen van de koning van de bewakers van de drempel, driftig en zij probeerden de hand te slaan aan koning .
22 En de zaak werd bekend en hij vertelde het aan , de koningin. En vertelde het namens aan de koning.
23 En de zaak werd uitgezocht en waar bevonden. En zij beiden werden opgehangen aan hout en het werd geschreven in de boekrol van de woorden van de dagen, voor het aangezicht van de koning.
1) - Jaminitisch = van Benjamin.
Terug naar de indexpagina
Naar Ester 3
|
|