|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En het gebeurde in de derde dag dat haar koninklijke kleding aan deed en zij stond in de binnenste hof van het huis van de koning, tegenover het huis van de koning. En de koning zat op de troon van zijn koninkrijk, in het huis van het koninkrijk, tegenover het portaal van het huis.
2 En het gebeurde dat de koning , de koningin, zag, staande in de hof, dat zij gunst verkreeg in zijn ogen, en de koning reikte aan de gouden scepter die in zijn hand was. En kwam naderbij en zij raakte de top van de scepter aan.
3 En de koning zei tot haar: "Wat is er met jou, , en wat is jouw dringend beroep? Tot aan de helft van het koninkrijk? Het zal je gegeven worden."
4 En zei: "Indien het de koning goed schijnt zal de koning, met , vandaag komen naar het feestmaal dat ik voor hem maakte."
5 En de koning zei: "Brengt haastig om te doen naar het woord van !" En de koning en kwamen naar het feest dat maakte.
6 En de koning sprak tot tijdens het feestmaal van de wijn: "Wat je me vraagt, het zal je gegeven worden. Wat is jouw dringend beroep? Tot aan de helft van het koninkrijk en het zal gedaan worden."
7 En antwoordde en ze zei: "Mijn verzoek en mijn dringend beroep is:
8 Indien ik gunst vind in de ogen van de koning en indien de koning het goed vindt om wat ik verzoek te geven en om mijn dringend beroep te doen, zullen de koning en komen naar het feestmaal dat ik voor hen zal maken. En morgen zal ik doen naar het woord van de koning."
9 In die dag ging uit, verheugd en goed van hart. Maar toen zag in de Koningspoort en hij niet opstond en hij niet voor hem zweette, werd vervuld van woede over .
10 Maar beheerste zich en hij kwam naar zijn huis. En hij zond en hij deed zijn liefhebbers komen en , zijn vrouw.
11 En verhaalde tot hen de heerlijkheid van zijn rijkdom en van zijn veelheid aan zonen en alles waarmee de koning hem groot maakte en hoe hij hem verhief over de oversten en dienaren van de koning.
12 En zei: "Inderdaad, , de koningin, deed niemand met de koning naar het feestmaal komen dat zij maakte, behalve alleen mij, en ook morgen ben ik met de koning door haar geroepen.
13 Maar dit alles is voor mij geen compensatie, iedere keer dat ik , de Jood, zie zitten in de Koningspoort."
14 En , zijn vrouw, en allen die hem lief hadden, zeiden tot hem: "Zij zullen een verheven hout maken, vijftig ellen hoog, en in de ochtend zeg je tot de koning dat men er aan zal ophangen. En kom met de koning naar het feestmaal, verheugd." En het woord was goed voor het aangezicht van , en hij maakte het hout.
Terug naar de indexpagina
Naar Ester 6
|
|