|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de benauwers van en hoorden dat de zonen van de deportatie een tempel bouwen voor JAHWEH, Elohim van .
2 En zij kwamen dichtbij tot en tot de hoofden van de vaders en zij zeiden tot hen: "Wij zullen met jullie bouwen, want zoals jullie zoeken wij ernstig naar jullie Elohim en aan Hem offeren wij sinds de dagen van , koning van , die ons hier deed opgaan."
3 En en en de overige van de hoofden van de vaders van zeiden tot hen: "Het is niet aan jullie, maar aan ons, om een huis voor onze Elohim te bouwen, want alleen wij zullen bouwen voor JAHWEH, Elohim van , zoals , koning van , ons instructie gaf."
4 En zo gebeurde het dat het volk van het land de handen terughield van het volk van , en zij doen hen ophouden om te bouwen.
5 En zij huurden raadgevers tegen hen om hun beraadslaging te verbreken, alle dagen van , koning van , tot aan de regering van , koning van .
6 En tijdens de regering van , bij de aanvang van zijn regering, schreven zij een beschuldiging tegen de inwoners van en .
7 En in de dagen van schreven , , en de overige van zijn collegas naar , koning van . En de schrift van het officiële bericht was geschreven in het Aramees en werd vertaald. In het Aramees:
8 , bezitter van een decreet, en , de schrijver, schreven een officiële brief tegen aan , aldus:
9 "Toen , bezitter van een decreet, en , de schrijver, en de overige van hun collegas, de Dinaiten en de ambtenaren, de Tarpelieten, de Afarsieten, de Archevieten, de Babyloniers, de Susanieten, de Dehavieten, de Elamieten,
10 en de overige van de volksgroepen die de grote en buitengewone deporteerde, deed hij hen zitten in een stad van en het overige aan de overkant van de rivier. En nu,
11 dit is een afschrift van de officiële brief die zij naar hem zonden: Aan , de koning: uw dienaren, mannen van de overkant van de rivier. En nu,
12 het zal bekend zijn bij de koning dat de Judeeërs die opkwamen van u naar ons, zijn aangekomen in , de opstandige en stinkende stad bouwend. En zij voltooiden de muren en zij repareerden de fundamenten.
13 Het zal nu bekend zijn aan de koning dat, zou deze stad gebouwd worden en de muren voltooid, zij het tribuut, de omzetbelasting en de tol niet zullen geven en de inkomsten van de koningen schade lijden.
14 Nu, aangezien wij het zout van het paleis gezouten hebben en het voor ons niet passend is de ontbloting van de koning waar te nemen, daarom zenden wij u en maken wij de koning bekend
15 dat hij na zal zoeken in de boekrol van memoranda van uw vaders. Dan zal u in de boekrol van memoranda vinden en zult u weten dat deze stad een opstandige stand is, schade veroorzakend aan de koningen en provincies. En zij maken in haar midden oproer sinds de dagen van de aion. Hierom werd deze stad woest gelegd.
16 Wij maken de koning bekend dat, zou deze stad gebouwd worden en zijn muren worden voltooid, met het oog hierop er voor u geen deel zal zijn aan de overkant van de rivier."
17 De koning zond de beschikking naar , bezitter van een decreet, en , de schrijver, en naar de overige van hun collegas die zaten in en de overige aan de overkant van de rivier: "Vrede! En nu,
18 het officiële bericht jullie aan ons zonden, werd vertaald voor mij gelezen.
19 En van mij werd een decreet uitgevaardigd en men speurde na en men vond dat deze stad sinds de dagen van de aion zichzelf verhief tegen koningen en in zich opstand en oproer maakte.
20 Er waren krachtige koningen over en autoriteiten over heel de overkant van de rivier, en aan hen werd tribuut, belasting en tol verleend,
21 Nu, vaardigm een decreet uit om deze machtige mannen halt te doen houden! En deze stad zal niet gebouwd worden tot er van mij het decreet wordt uitgevaardigd.
22 En weest gewaarschuwd tegen onachtzaamheid bij het doen er van! Waarom zal de schade groter worden, zodat het schade veroorzaakt aan de koningen?"
23 Toen, nadat het afschrift van het officiële bericht van , de koning, was gelezen voor en , de schrijver, en hun collegas, vertrokken zij geagiteerd naar , naar de Judeeërs, en zij deden hen halthouden met arm en strijdmacht.
24 Toen hield het werk aan het huis van de Eloah, dat in is, halt. En het bleef gestopt tot aan het tweede jaar van de regering van , koning van .
Terug naar de indexpagina
Naar Ezra 5
|
|