|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En na deze dingen, in de regering van , koning van : , zoon van , zoon van , zoon van ,
2 zoon van , zoon van , zoon van ,
3 zoon van , zoon van , zoon van ,
4 zoon van , zoon van , zoon van ,
5 zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , de hogepriester.
6 Deze ging op van en hij was schrijver, snel in de wet van , die JAHWEH, Elohim van , gaf. En de koning gaf aan hem naar de hand van JAHWEH, zijn Elohim, op hem elk dringend verzoek.
7 En enkele van de zonen van gingen op, en van de priesters en van de Levieten en de zangers en de poortwachters en de , naar , in het zevende jaar van , de koning.
8 En men kwam in in de vijfde maand die was in het zevende jaar van de koning.
9 Want in de eerste dag van de eerste maand legde hij het fundament voor de opgang uit en in de eerste dag van de vijfde maand kwam hij tot , naar de goede hand van zijn Elohim op hem.
10 Want bereidde zijn hart voor om de wet van JAHWEH te raadplegen, om die te doen en om in statuut en verordening te onderwijzen.
11 En dit was een afschrift van het officiële bericht dat koning gaf aan , de priester, de schrijver, de schrijver inzake de instructies van JAHWEH en Zijn statuten voor .
12 ", koning van de koningen, aan , de priester, schrijver van het edict van de Eloah van de hemelen. Volkomen vrede! En nu,
13 van mij wordt een decreet uitgevaardigd dat elk in mijn koninkrijk die gewillig is uit het volk van en hun priesters en de Levieten, om met jou naar te gaan, hij zal gaan,
14 aangezien jij gezonden wordt van voor de koning en zeven van zijn raadgevers, om na te speuren in en in naar het edict van jouw Eloah, dat in jouw hand is,
15 en om het zilver en goud over te brengen dat de koning en zijn raadgevers vrijwillig offeren aan de Eloah van , wiens verblijfplaats in is,
16 met al het zilver en goud dat jij zal vinden in heel de provincie van , met het vrijwillige offeren dat het volk en de priesters vrijwillig geven aan het huis van hun Eloah, dat in is.
17 Daarom zal jij alles meteen kopen met dit zilver: stieren, rammen, lammeren en hun erkenningsoffers en hun plengoffers, en jij zal ze doen naderen op het altaar dat in het huis van jouw Eloah is, dat in is.
18 En wat goed schijnt voor jou en voor jouw broeders om te doen met het overige van het zilver en het goud, zullen jullie doen naar de beslissing van jullie Eloah.
19 En de vaten die jou verleend worden voor de dienst in het huis van jouw Eloah, lever die af voor de Eloah van .
20 En de overige van de benodigdheden van het huis van jouw Eloah, dat jou toevalt om te geven, zal jij geven uit het huis van de bewaarplaatsen van de koning.
21 En van mij, , de koning, werd een decreet uitgevaardigd aan alle schatmeesters die aan de overkant van de rivier zijn, dat al wat , de priester, schrijver van het edict van de Eloah van de hemelen, jullie zal vragen, meteen gedaan wordt,
22 tot aan honderd talenten zilver en tot aan honderd tarwe en tot aan honderd schuimende wijn en tot aan honderd olie, en zout zonder voorgeschreven limiet.
23 Al wat komt van het decreet van de Eloah van de hemelen zal nauwgezet gedaan worden voor het huis van de Eloah van de hemelen, want waarom zal er driftigheid komen over het koninkrijk van de koning en zijn zonen?
24 En aan jullie maken wij bekend dat al de priesters en de Levieten, de muzikanten, de poortwachters, de en die het huis van de Eloah dienen, over dezen is geen autoriteit om deze tribuut en de belasting en de tol te heffen.
25 En jij, , naar de wijsheid van jouw Eloah die in jouw hand is, stel rechters en berechters aan, opdat zij heel het volk berechten dat aan de overkant van de rivier is, over allen die de edicten van jouw Eloah kennen, en aan die ze niet kennen zullen jullie ze bekend maken.
26 En een ieder die niet het edict van jouw Eloah zal houden en het edict van de koning, zal meteen berechting gedaan worden, hetzij ter dood, hetzij verbanning, of tot een boete van middelen of tot boeien.
27 Gezegend zij JAHWEH, Elohim van onze vaders, Die zoals dit in het hart van de koning gaf om het huis van JAHWEH prachtig te maken dat in is.
28 En aan mij strekte Hij vriendelijkheid uit voor het aangezicht van de koning en zijn raadgevers en alle oversten van de koning, de machtige mannen. En ik vatte moed toen de hand van JAHWEH, mijn Elohim, op mij was. En ik riep de hoofden van bijeen om met mij op te gaan."
Terug naar de indexpagina
Naar Ezra 8
|
|