|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Wanneer Ik genees, dan worden de verdorvenheid van en de kwade dingen van onthuld, want zij verrichten onwaarheid. En de dief komt binnen en de bende duikt op in de straat.
2 En zij zeggen helemaal niet in hun hart dat Ik al hun kwaad gedenk. Nu omringen hun handelingen hen. Zij zijn tegenover Mijn aangezicht.
3 Met hun kwaad doen zij hun koning zich verheugen en met hun huichelarijen de oversten.
4 Zij allen zijn echtbreukplegers, zoals een bakoven die heet gestookt is door een bakker, die ophoudt met opstoken na het kneden van het deeg tot aan het doorzuren er van.
5 Op de dag van onze koning zijn de oversten ziek door het venijn van de wijn. Hij strekt zijn hand uit naar spotlachers.
6 Want zij naderen. Als de bakoven is hun hart in hun hinderlaag. Heel de nacht sliepen hun bakkers. In de ochtend verteert hij als een vuur dat in gloed staat.
7 Zij allen zijn warm als de bakoven en zij verslinden hun rechters. Al hun koningen vielen. Er is niemand onder hen die tot Mij roept.
8 vermengt zich onder de volken. is een broodkoek die niet omgekeerd is.
9 Vreemden verslinden zijn energie, maar hij weet het niet. Bovendien sprenkelt grijs haar zich over hem en hij weet het niet.
10 En de trots van antwoordt in zijn gezicht, maar zij keren niet terug naar JAHWEH, hun Elohim, en in dit alles zoeken zij Hem niet.
11 En wordt als een verlokte duif zonder hart. Tot roepen zij, naar gaan zij.
12 Wanneer zij gaan spreid Ik Mijn net over hen. Als wat vliegt van de hemelen zal Ik hen neerwaarts brengen. Ik zal hen disciplineren naar het bericht van hun vergadering.
13 Wee hen, want zij zwerven van Mij weg. Verwoesting over hen, want zij overtreden tegen Mij. En Ik koop hen vrij en zij, zij spreken leugens tegen Mij.
14 En zij schreeuwen het niet uit naar Mij in hun hart, want zij jammeren op hun bedden. Over graan en druivensap brengen zij zichzelf in beroering. Zij trekken zich van Mij terug.
15 En Ik, Ik disciplineerde. Ik maakte hun armen standvastig, maar zij bedenken kwaad tegen Mij.
16 Zij keren niet terug naar de Allerhoogste. Zij zijn als een boog van bedrog. Hun oversten zullen vallen in het zwaard vanwege de bedreiging van hun tong. Dit zal hoongelach over hen brengen in het land van .
Noot.
1. Huilen - als een wolf.
Terug naar de indexpagina
Naar Hosea 8
|
|