Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 13

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Zo zegt JAHWEH tot mij: Ga en koop voor jouzelf een riem van vlas en plaats hem op jouw taille, maar je zal hem niet in het water brengen.
2 En ik kocht de riem, naar het woord van JAHWEH, en ik plaatste hem om mijn taille.
3 En het woord van JAHWEH kwam een tweede keer tot mij, zeggend:
4 Neem de riem die jij kocht, die om jouw taille is, en sta op, ga naar PeratPerat = Eufraat; maar waarschijnlijk gaat het hier om een wadi, de Fara, in de buurt van Anatot, en begraaf hem daar in een kloof van de steile rots.
5 En ik ging en ik begroef hem in PeratPerat = Eufraat; maar waarschijnlijk gaat het hier om een wadi, de Fara, in de buurt van Anatot, zoals JAHWEH mij instructie gaf.
6 En het was aan het einde van vele dagen dat JAHWEH tot mij zei: Sta op, ga naar PeratPerat = Eufraat; maar waarschijnlijk gaat het hier om een wadi, de Fara, in de buurt van Anatot en neem vanaf daar de riem die Ik jou instructie gaf hem daar te begraven.
7 En ik ging naar PeratPerat = Eufraat; maar waarschijnlijk gaat het hier om een wadi, de Fara, in de buurt van Anatot en ik nam de riem vanaf de plaats waar ik hem begroef. En aanschouw, de riem was geruïneerd, hij was nergens geschikt voor.
8 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
9 Zo zegt JAHWEH: Als zo zal Ik de trots van JudaJuda = lof ruïneren en de immense trots van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter.
10 Dit kwade volk dat weigert te luisteren naar Mijn woorden, die gaan in verstoktheid van hun hart en gaan achter andere elohim, om hen te dienen en om zich voor hen neer te buigen, men zal worden als deze riem, die nergens geschikt voor is.
11 Want zoals de riem kleeft aan de taille van een man, zo deed Ik heel het huis van IsraëlIsraël = strijder van God aan Mij aankleven en heel het huis van JudaJuda = lof, zegt JAHWEH met nadruk, om voor Mij tot volk te zijn en tot naam en tot lofprijzing en tot schoonheid, maar zij luisterden niet.
12 En zeg tot hen dit woord: Zo zegt JAHWEH, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God : Elke kruik zal gevuld worden met wijn. Dan zeggen zij tot jou: Weten wij dat niet, ja weten dat elke kruik gevuld zal worden met wijn!
13 Dan zeg jij tot hen: Zo zegt JAHWEH: Aanschouw, Ik zal alle inwoners van dit land en de koningen die voor DavidDavid = lieveling zitten op zijn troon en de priesters en de profeten en alle inwoners van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter met dronkenschap vullen.
14 En Ik zal hen verbrijzelen, een ieder tegen zijn broeder, de vaders en de zonen tezamen, zegt JAHWEH met nadruk. Ik zal niet ontzien en Ik zal geen medelijden hebben en Ik zal geen mededogen hebben, weg van hun ruïneren.
15 Luistert en geeft gehoor! Het moet niet zo zijn dat jullie hoogmoedig zijn, want JAHWEH sprak.
16 Geeft aan JAHWEH, jullie Elohim, heerlijkheid, voordat Hij donkerheid brengt en voordat jullie voeten zich stoten op de bergen van de schemering. En jullie hopen op licht, maar Hij plaatst het tot de doodsschaduw en Hij stelt het tot mistige donkerheid.
17 En indien jullie er niet naar luisteren zal Mijn ziel huilen in verborgen plaatsen, vanwege het aangezicht van de trots. En mijn oog zal vol tranen zijn, ja vol tranen, ja het zal neerdalen met tranen, want de bijeengedreven kudde van JAHWEH is krijgsgevangen genomen.
18 Zegt tot de koning en tot de meesteres: Verlaagt je, zit, want jullie hoofdtooien, jullie kroon van schoonheid, daalt neer.
19 De steden van de NegevNegev = uitgedroogd - de woestijn in het zuiden van Israël worden afgesloten en er is geen die opent. JudaJuda = lof wordt gedeporteerd, alles van haar, zij wordt in totaliteit gedeporteerd.
20 Heft jullie ogen op en ziet die komen vanaf het noorden! Waar is de bijeengedreven kudde die aan jou werd gegeven, het kleinvee van jouw schoonheid?
21 Wat zal jij zeggen wanneer Hij gericht over jou brengt? En jij, jij onderwees hen als mentoren om hoofd over jou te zijn? Zullen krampen jou niet vasthouden zoals bij een vrouw het baren?
22 En wanneer jij zegt in jouw hart: Om welke reden overkomen mij deze dingen? Is het vanwege de veelheid van jouw verdorvenheid dat jouw rokken onthuld worden, jouw hielen geweld aangedaan worden.
23 Zal de Kusiet zijn huid transformeren en de luipaard zijn vlekken? Dan ook zullen jullie, die onderwezen zijn kwaad te doen, goed kunnen doen.
24 Ik zal hen verstrooien als stro dat passeert op de wind van de wildernis.
25 Dit is jouw lot, de toegewezen portie, jouw afgemeten deel van Mij, zegt JAHWEH met nadruk, jij die Mij vergat en die vertrouwde op onwaarheid.
26 En ook ontblootte Ik jouw rokken over jouw aangezicht en jouw oneer wordt gezien.
27 Jouw echtbreukplegingen en jouw gehinnik, de zedeloosheid van jouw ontuchtpleging op de heuvels, in het veld; Ik zag jouw gruwelen! Wee jij, JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, jij bent niet rein! Hoe lang nog?

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 14
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.