|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Dit is het woord van JAHWEH dat kwam tot over de zaken van de schaarsten.
2 teurt en haar poorten zijn krachteloos. Zij zijn somber tot de aarde en het gillen van gaat op.
3 En hun edelen zenden hun minderen om water. Ze komen bij de bassins, maar zij vinden geen water. Zij keren terug met hun lege vaten. Zij staan beschaamd en worden rood van schaamte en zij bedekken hun hoofd met een kap.
4 Vanwege de grond is zij ontsteld, want er kwam geen stortbui op de aarde; de boeren staan beschaamd en zij bedekken hun hoofd met een kap.
5 Want ook de hinde in het veld baart, om het te verlaten, want er is geen vegetatie.
6 En wilde ezels staan op de bergkammen. Zij snuiven de wind op zoals de jakhalzen. Hun ogen zijn uitgeput, want er is geen kruid.
7 Indien onze verdorvenheden tegen ons antwoorden, JAHWEH, doe omwille van Uw Naam, want onze afvalligheden zijn vele. Wij zondigden tegen U,
8 Hoop van , zijn Redder in een tijd van benauwdheid! Waarom bent U als de tijdelijke verblijver in het land en als een reiziger die afbuigt om te overnachten?
9 Waarom bent U geworden als een man die verdoofd is, als een machtige man die niet kan redden? Maar U bent in ons midden, JAHWEH, en Uw Naam wordt over ons uitgeroepen. Het moet niet zo zijn dat U ons achter laat.
10 Zo zei JAHWEH tot dit volk: Zij hielden er van om te dolen, zij hielden hun voeten niet terug. En JAHWEH? Hij aanvaardt hen niet. Nu zal Hij hun verdorvenheid gedenken en Hij zal hun zonden tot gericht brengen.
11 En JAHWEH zegt tot mij: Het moet niet zo zijn dat jij bidt aangaande het goede voor dit volk.
12 Al vasten zij, Ik zal niet horen naar hun dringend beroep en hoewel zij een opstijgoffer doen opgaan en een erkenningsoffer brengen, zal Ik het niet van hen aanvaarden; want door het zwaard en door de hongersnood en door de pest zal Ik een einde aan hen maken.
13 En ik zeg: Ach, mijn Heer JAHWEH. Aanschouw, de profeten zeggen tot hen: Jullie zullen het zwaard niet zien en er zal geen hongersnood over jullie komen, want Ik zal jullie ware vrede geven in deze plaats.
14 En JAHWEH zegt tot mij: De profeten profeteren onwaarheid in Mijn Naam. Ik zond hen niet en Ik gaf hen geen instructie en Ik sprak niet tot hen. Het is een visioen van onwaarheid en waarzeggerij en nutteloosheid en bedrieglijkheid van hun hart die zij uit zichzelf tot jullie profeteren.
15 Daarom, zo zegt JAHWEH over de profeten: Die profeteren in Mijn Naam en die Ik niet zond en die zeggen: Zwaard en hongersnood zullen niet in dit land komen! Door het zwaard en hongersnood zullen deze profeten ten einde komen.
16 En het volk tot wie zij profeteren, het zal gegooid worden in de straten van , vanwege de hongersnood en het zwaard. En er is niemand om hen te begraven, zij, hun vrouwen en hun zonen en hun dochters, want Ik giet over hen hun kwaad uit.
17 En jij zal tot hen dit woord zeggen: Tranen dalen neer uit Mijn ogen, bij nacht en overdag, en het moet niet zo zijn dat ze tot stilte gebracht worden, want met een grote verbreking wordt de maagd van de dochter van Mijn volk verbroken, een uitermate ziekmakende slag.
18 Indien Ik uitga naar het veld, dan aanschouw, er zijn gesneuvelden door het zwaard! En indien Ik kom naar de stad, dan aanschouw, er zijn ontberingen vanwege de hongersnood. Ja ook de profeet en ook de priester gaan als koopman naar een land dat zij niet kennen.
19 Verwierp, ja verwierp U volkomen of walgt Uw ziel van ? Om welke reden slaat U ons neer en is er voor ons geen genezing? Hopend op vrede is er geen goed en op een tijd van genezing en aanschouw, er is schrik!
20 Wij erkennen, JAHWEH, onze slechtheid, de verdorvenheid van onze vaders, want wij zondigden tegen U.
21 Het moet niet zo zijn dat U versmaadt omwille van Uw Naam; het moet niet zo zijn dat U de troon van Uw heerlijkheid onteert. Gedenk, het moet niet zo zijn dat U Uw verbond met ons annuleert!
22 Zijn er onder de zinloze afgoden van de naties die een stortbui brengen of zullen de hemelen regenbuien geven? Is het niet U, JAHWEH, onze Elohim? En wij hopen op U, want U, U doet al deze dingen!
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 15
|
|