|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 In het begin van het koningschap van , zoon van , koning van , kwam dit woord vanaf JAHWEH, zeggend:
2 Zo zegt JAHWEH: Sta in de hof van het huis van JAHWEH en spreek tot alle steden van die komen om te aanbidden in het huis van JAHWEH al de woorden die Ik jou als instructie geef om tot hen te spreken. Het moet niet zo zijn dat jij een woord vermindert.
3 Misschien zullen zij luisteren en zullen zij terugkeren, ieder van zijn kwade weg. Dan zal Ik spijt hebben over het kwaad dat Ik aan het bedenken ben om tegen hen te doen vanwege het kwaad van hun handelingen.
4 En jij zal tot hen zeggen: Zo zegt JAHWEH: Indien jullie niet naar Mij luisteren, om te gaan in Mijn wet die Ik voor jullie aangezichten gaf,
5 luisterend naar de woorden van Mijn dienaren, de profeten, die Ik tot jullie zend, vroeg opstaand en zendend, maar jullie willen niet luisteren,
6 dan Ik zal dit huis geven zoals en deze stad zal Ik geven tot een vloekuitspreking voor alle naties van de aarde.
7 En de priesters en de profeten en heel het volk hoorden deze woorden spreken in het huis van JAHWEH.
8 En het was toen beëindigde alles wat JAHWEH als instructie gaf te spreken tot heel het volk, dat de priesters en de profeten en heel het volk hem vastgrijpen, zeggend: Jij zal sterven, ja sterven!
9 Om welke reden profeteer jij in de naam van JAHWEH, zeggend: Zoals zal dit huis worden en deze stad zal verlaten worden, zonder inwoner? En heel het volk kwam samen tot in het huis van JAHWEH.
10 En de oversten van hoorden deze woorden en zij gingen op vanaf het huis van de koning naar het huis van JAHWEH en zij zaten in het portaal van de poort van JAHWEH, de nieuwe.
11 En de priesters en de profeten spreken tot de oversten en tot heel het volk, zeggend: Het oordeel van de dood is voor deze man, want hij profeteerde tegen deze stad, zoals jullie in jullie oren hoorden!
12 En zei tot al de oversten leiders en tot heel het volk, zeggend: JAHWEH zond mij om te profeteren tot dit huis en tot deze stad, alle woorden die jullie hoorden.
13 En nu, maakt jullie wegen en jullie handelingen goed en luistert naar de stem van JAHWEH, jullie Elohim. Dan zal JAHWEH spijt hebben over het kwaad dat Hij tegen jullie sprak.
14 En ik? Aanschouw, ik ben in jullie hand, doet met mij zoals goed en recht is in jullie ogen.
15 Echter, jullie zullen weten, ja weten dat indien jullie mij ter dood brengen, jullie onschuldig bloed brengen over jullie en over deze stad en over haar inwoners, want in waarheid zond JAHWEH mij tot jullie om al deze woorden in jullie oren te spreken.
16 En de oversten en heel het volk zeggen tot de priesters en tot de profeten: Er is geen oordeel van dood tegen deze man, want hij sprak tot ons in de Naam van JAHWEH, onze Elohim.
17 En mannen van de oudsten van het land stonden op en zij spraken tot heel de samenkomst van het volk, zeggend:
18 , de Morastiet, die profeteerde in de dagen van , koning van , zei tot heel het volk van , zeggend: Zo zegt JAHWEH van legermachten: zal als een veld geploegd worden en zal tot puinhopen worden en de berg van het huis tot een hoge plaatsen van het woud.
19 Bracht , koning van , en heel hem ter dood, ja ter dood? Vreesde hij niet JAHWEH en smeekte hij niet voor het aangezicht van JAHWEH, zodat JAHWEH spijt kreeg over het kwaad dat Hij tegen hen sprak? En doen wij dan een groot kwaad tegen onze zielen?
20 Er was ook een man die uit zichzelf profeteerde in de Naam van JAHWEH, , zoon van , uit . En hij profeteerde tegen deze stad en tegen dit land zoals alle woorden van .
21 En koning en al zijn machtige mannen en al de oversten hoorden zijn woorden. En de koning zocht hem ter dood te brengen. Maar hoorde het en hij vreesde en hij vluchtte weg en hij kwam in .
22 En koning zond mannen naar , , zoon van , en mannen met hem, naar .
23 En zij deden uitgaan vanaf en zij brachten hem naar koning . En hij sloeg hem neer met het zwaard en hij gooide zijn karkas bij de graven van de zonen van het volk.
24 Echter, de hand van , zoon van , was met , zodat hij niet gegeven werd in de handen van het volk, om hem ter dood te brengen.
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 27
|
|