|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 In het negende jaar van koning , koning van , in de tiende maand, kwam , koning van , met heel zijn strijdmacht naar en zij belegerden haar.
2 In het elfde jaar van , in de vierde maand, in de negende van de maand, werd de stad opengereten.
3 En alle oversten van de koning van kwamen en zij zaten in de middelste poort: , , , bevelhebber van de hofhouding ( was de bevelhebber van de officieren) en alle overige oversten van de koning van .
4 En het was toen , koning van , hen zag, en alle stervelingen van de oorlog, dat zij 's nachts vanaf de stad uitgingen via de weg van de tuin van de koning, via de poort tussen de twee muren, en men ging uit via de weg van de Noord-.
5 En de strijdmacht van de Chaldeeën achtervolgde hen en zij haalden in op de steppen van , en zij namen hem vast. En zij deden hem opgaan naar , koning van , bij , in het land van en hij spreekt oordelen over hem.
6 En de koning van slachtte de zonen van af in , voor zijn ogen, en alle notabelen van slachtte de koning van af.
7 En de ogen van maakte hij blind en hij bond hem met koperen ketenen om hem naar te brengen.
8 En de Chaldeeën verbrandden het huis van de koning en het huis van het volk in het vuur en de muren van braken zij af.
9 En de rest van het volk die overbleef in de stad en die afgevallen waren, vielen aan hem toe. En de rest van het volk die overbleef deporteerde , bevelhebber van de lijfwachten, naar .
10 Maar van het arme volk, dat niets bezat, liet , bevelhebber van de lijfwachten, in het land van , en hij gaf aan hen in die dag wijngaarden en gecultiveerde gronden.
11 En , koning van , gaf instructie over in de hand van , bevelhebber van de lijfwachten, zeggend:
12 Neem hem en plaats jouw ogen op hem! En het moet niet zo zijn dat jij hem iets kwaad doet, maar veeleer zoals hij tot jou spreekt, zo doe jij met hem!
13 En , bevelhebber van de lijfwachten, zond en , bevelhebber van de hofhouding, en , bevelhebber van officieren, en alle bevelhebbers van de koning van ,
14 zonden en zij namen vanaf de hof van de gevangenis en zij gaven hem aan , zoon van , zoon van , om hem naar het huis te doen uitgaan. En hij woont te midden van het volk.
15 En tot kwam het woord van JAHWEH, terwijl hij in vrijheidsbeperking was in de hof van de gevangenis, zeggend:
16 Ga en spreek tot , de Kusiet, zeggend: Zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van : Aanschouw, Ik zal Mijn woorden brengen naar deze stad, ten kwade en niet ten goede, en zij zullen in die dag voor jouw aangezicht zijn.
17 En Ik zal jou in die dag uitredden, zegt JAHWEH met nadruk, en jij zal niet gegeven worden in de hand van de mannen vanaf wier aangezichten jij terugdeinst.
18 Want Ik zal jou doen ontsnappen, ja ontsnappen, en in het zwaard zal jij niet vallen en jouw ziel zal voor jou tot buit worden, want jij vertrouwt in Mij, zegt JAHWEH met nadruk.
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 40
|
|