Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jeremia
Hoofdstuk 44

Jeremia leefde van ca. 645 tot ca. 587 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 Het woord dat tot JeremiaJeremia = verhogen doet JAH kwam aan alle Judeeërs die wonen in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), die wonen in MigdolMigdol = toren en in TachpanchesTachpanches = hoofd van het land en in NofNof = schone verblijfplaats en in het land van PatrosPatros = zuidelijk, zeggend:
2 Zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God: Jullie, jullie zagen al het kwaad dat Ik over JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter bracht en over alle steden van JudaJuda = lof, en aanschouw hen, ze zijn deze dag een verlatenheid en er is in hen geen inwoner,
3 vanwege hun kwaad dat zij deden om Mij te tergen, gaande om wierook te doen roken, om andere elohim te dienen die zij niet kenden, zij, jullie en jullie vaders!
4 En Ik zond tot jullie al Mijn dienaren, de profeten, vroeg opstaand en zendend, zeggend: Alstublieft, het moet niet zo zijn dat jullie deze zaak van afschuwelijkheid doen die Ik haat.
5 Maar zij luisterden niet en zij strekten hun oor niet uit om terug te keren vanaf hun kwaad, zodat zij voor andere elohim geen wierook deden roken.
6 Daarom werden Mijn woede en Mijn boosheid uitgestort en verteerden zij in de steden van JudaJuda = lof en in de straten van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter en werden zij tot een woestenij, een troosteloosheid tot op deze dag.
7 En nu, zo zegt JAHWEH, Elohim van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God, waarom doen jullie een groot kwaad tegen jullie zielen, voor jullie man en vrouw afsnijdend, het kleine kind en de zuigeling, uit het midden van JudaJuda = lof, zodat voor jullie geen overblijfsel resteert,
8 Mij tergend door de daden van jullie handen, wierook doen rokend aan andere elohim in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), waar jullie zijn gekomen om daar tijdelijk te verblijven, teneinde jullie af te snijden en ten einde dat jullie tot een vloekuitspreking worden en tot een smaad onder alle naties van de aarde?
9 Zijn jullie de kwade dingen van jullie vaders vergeten en de kwade dingen van de koningen van JudaJuda = lof en de kwaden van hun vrouwen en jullie eigen kwade dingen en de kwade dingen van jullie vrouwen, die zij deden in het land van JudaJuda = lof en in de straten van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter?
10 Zij hebben geen wroeging tot aan deze dag en zij vrezen niet en zij gaan niet naar Mijn wet en naar Mijn statuten, die Ik voor jullie aangezichten gaf en voor de aangezichten van jullie vaders.
11 Daarom, zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God: Aanschouw, Ik plaats Mijn aangezicht tegen jullie ten kwade om heel JudaJuda = lof af te snijden.
12 En Ik neem het overblijfsel van JudaJuda = lof, die hun aangezichten plaatsten om binnen te komen in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) om daar tijdelijk te verblijven, en zij kwamen allen aan hun einde. In het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) zullen zij vallen door het zwaard; in de hongersnood zullen zij ten einde komen, van de kleine tot aan de grote. Door het zwaard en in de hongersnood zullen zij sterven en zij worden tot een verwensing, tot ontzetting, tot een vloekuitspreking en tot smaad.
13 En Ik breng gericht over die in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) wonen zoals Ik over JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter gericht breng, met het zwaard, met de hongersnood en met de pest.
14 En er zal geen ontkomene en overlevende zijn voor het overblijfsel van JudaJuda = lof, van hen die binnenkomen in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) om daar tijdelijk te verblijven en om terug te keren naar het land van JudaJuda = lof, waarheen zij hun ziel opheffen om terug te keren, om daar te wonen. Maar niemand zal terugkeren, behalve alleen die ontkomen zijn.
15 En zij antwoordden JeremiaJeremia = verhogen doet JAH, alle mannen die weten dat hun vrouwen wierook doen roken aan andere elohim en alle vrouwen die staan, een grote samenkomst, en heel het volk dat woont in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), in PatrosPatros = zuidelijke streek , zeggend:
16 Het woord dat jij tot ons sprak in naam van JAHWEH? Er is geen van ons die naar jou luistert!
17 Want wij zullen heel het woord doen, ja doen, dat vanaf onze mond uitging, wierook doen rokend aan de koningin van de hemelen en aan haar drankoffers brengend, zoals wij deden, wij en onze vaders, onze koningen en onze oversten, in de steden van JudaJuda = lof en in de straten van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter en wij verzadigd werden van brood en het ons goed ging en wij geen kwaad zagen.
18 Maar sinds wij er vanaf zagen wierook te doen roken aan de koningin van de hemelen en om aan haar drankoffers te schenken, ontberen wij alles. En we komen ten einde door het zwaard en door de hongersnood.
19 En toen wij wierook deden roken aan de koningin van de hemelen en aan haar drankoffers schonken, was het afgezien van onze mannen dat wij voor haar hardgebakken koekjes maakten om haar gestalte te geven en om haar drankoffers te brengen?
20 En JeremiaJeremia = verhogen doet JAH zei tot heel het volk over de machtigen en over de vrouwen en over heel het volk dat zijn woord antwoordde, zeggend:
21 Is het niet de wierook die jullie deden roken in de steden van JudaJuda = lof en in de straten van JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, jullie en jullie vaders, jullie koningen en jullie oversten en het volk van het land? JAHWEH gedacht hen en het ging op naar Zijn hart.
22 En JAHWEH kan het niet nog langer verdragen vanwege het kwaad van jullie handelingen. Vanwege de afschuwelijkheden die jullie deden werd jullie land tot een woestenij en tot een troosteloosheid en tot een vloekuitspreking, zonder dat er een inwoner is, zoals deze dag.
23 Omdat jullie wierook deden roken en omdat jullie zondigden tegen JAHWEH en jullie niet luisterden naar de stem van JAHWEH en naar Zijn wet en naar Zijn statuten en naar Zijn getuigenissen niet gingen, vanwege dit overkomt jullie dit kwaad, zoals deze dag.
24 En JeremiaJeremia = verhogen doet JAH zei tot heel het volk en tot al de vrouwen: Hoort het woord van JAHWEH, heel JudaJuda = lof dat in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) is!
25 Zo spreekt JAHWEH van legermachten, Elohim van IsraëlIsraël = strijder van God, zeggend: Jullie en jullie vrouwen spraken met jullie mond en met jullie handen vervulden jullie, zeggend: Wij zullen onze plechtige beloften die wij plechtig beloofden doen, ja doen, om wierook te doen roken voor de koningin van de hemelen en om aan haar een drankoffer te brengen. Jullie zullen je zeker aan jullie plechtige beloften volbrengen en jullie zullen jullie plechtige beloften doen, ja doen.
26 Daarom, hoort het woord van JAHWEH, heel JudaJuda = lof die wonen in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn)! Aanschouwt Mij!, Ik zweer bij Mijn grote Naam, zegt JAHWEH! Indien Mijn Naam nog geroepen wordt in de mond van enige man van JudaJuda = lof, zeggend: Zo waar leeft mijn Heer, JAHWEH, in heel het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn),
27 aanschouwt Mij, waakzaam zijnde over hen ten kwade en niet ten goede. En zij komen ten einde, elke man van JudaJuda = lof die in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) is, door het zwaard en door de hongersnood, totdat een einde aan hen is gemaakt.
28 En die ontkomen zijn aan het zwaard zullen terugkeren vanaf het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), naar het land van JudaJuda = lof, volwassen mannen van getal. En heel het overblijfsel van JudaJuda = lof die het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) binnen kwamen om daar tijdelijk te verblijven, weten wiens woord bevestigd zal worden, het Mijne of het hunne.
29 En dit is voor jullie het teken, zegt JAHWEH met nadruk, dat Ik gericht over jullie zal brengen in deze plaats, opdat jullie zullen weten dat Mijn woorden over jullie bevestigd, ja bevestigd zullen worden, ten kwade.
30 Zo zegt JAHWEH: Aanschouw, Ik geef Faraofarao = het grote huis ChofraChofra = Ra is betrouwbaar, koning van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), in de hand van zijn vijanden en in de hand van die zijn ziel zoeken, zoals Ik SedekiaSedekia = mijn gerechtigheid is JAH, koning van JudaJuda = lof, gaf in de hand van NebukadressarNebukadressar = Nabu, bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, zijn vijand en de zoeker van zijn ziel.

Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 45
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.