|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Het woord dat , de profeet, sprak tot , zoon van , toen hij deze woorden op een boekrol schreef vanaf de mond van , in het vierde jaar van , zoon van , koning van , zeggend:
2 Zo zegt JAHWEH, Elohim van , over jou, :
3 Jij zegt: Wee mij, want JAHWEH voegde kwelling toe aan mijn pijn. Ik ben vermoeid van mijn zuchten, maar ik vind geen rust.
4 Zo zal jij tot hem zeggen: Zo zegt JAHWEH: Aanschouw, wat Ik bouwde zal Ik slopen en wat Ik plantte zal Ik uitplukken, ja heel het land.
5 Maar jij, jij zoekt voor jouzelf grote dingen. Het moet niet zo zijn dat je zoekt! Want aanschouw, Ik breng kwaad over alle vlees, zegt JAHWEH met nadruk, en Ik geef aan jou jouw ziel tot buit in alle plaatsen waarheen jij gaat.
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 46
|
|