|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Dat wat het woord was van JAHWEH tot , de profeet, tot de Filistijnen, voordat neersloeg.
2 Zo zegt JAHWEH: Aanschouw, wateren gaan op vanaf het noorden en zij worden tot een overstromende waterloop en zij zullen het land en haar volheid, de stad en de inwoners er van, in haar overstromen. En de mensen schreeuwen het uit en allen die het land bewonen jammeren,
3 van het geluid van de doffe slag van de hoeven van hun stoere beesten, van de beving van zijn strijdwagen, het rumoer van zijn rollende wielen, wendden vaders niet naar zonen, vanwege de slapheid van handen.
4 Vanwege de dag die komt om alle Filistijnen te verwoesten, om uit en elke overlevende helper af te snijden, want het is JAHWEH Die de Filistijnen verwoest, het overblijfsel van het eiland van .
5 Kaalheid komt over , werd tot stilte gebracht, het overblijfsel van hun vallei. Tot wanneer zal jij jezelf geselen?
6 Wee, zwaard van JAHWEH, tot wanneer zal jij onrustig zijn? Word teruggebracht in jouw schede, word gesust en wees stil!
7 Hoe kan jij rustig zijn wanneer JAHWEH aan haar instructie gaf? Tegen en tegen de kust van de zee, daarvoor bestemde Hij haar.
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 48
|
|