|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Over de zonen van .
Zo zegt JAHWEH: Zijn er geen zonen voor ? Of is er voor hem geen pachter? Om welke reden pacht hun koning en woont zijn volk in zijn steden?
2 Daarom, aanschouw, dagen komen, zegt JAHWEH met nadruk, dat Ik luid geschreeuw van oorlog doe horen tegen van de zonen van . En het zal tot een ruïneheuvel van troosteloosheid worden en haar randgebieden zullen door vuur vernield worden en zal zijn verdrijvers verdrijven, zegt JAHWEH.
3 Jammer, , want is verwoest. Schreeuwt, dochters van , omgord je met rouwgewaden; rouwklaagt en ga heen en weer in de ommuringen, want hun koning gaat in de deportatie, tezamen met zijn priesters en zijn oversten.
4 Waarom beroem jij jezelf in de valleien? Jouw vallei gutst, de afvallige dochter die vertrouwt op haar schatten, zeggend: Wie zal tegen mij komen?
5 Aanschouw, Ik breng bangheid over jou, zegt mijn Heer, JAHWEH van legermachten, met nadruk, van alles rondom jou. En jullie worden verdreven, een ieder voor zich, en er is niemand die de zwerver bijeenbrengt.
6 En daarna zal Ik de krijgsgevangenschap van de zonen van doen omkeren, zegt JAHWEH met nadruk.
7 Over .
Zo zegt JAHWEH van legermachten: Is er geen wijsheid meer in ? Is raadgeving vergaan vanaf de begrijpenden? Hun wijsheid was oudbakken!
8 Vlucht! Wendt je om! Maakt diepten om te zitten, inwoners van , want over hem zal Ik de ramp van brengen, in de tijd waarin Ik hem gericht breng.
9 Indien druivenplukkers tot jou kwamen, deden zij dan geen oogstresten overblijven? Indien dieven kwamen in de nacht, zouden zij hun quotum vernielen?
10 Want Ik, Ik ontblootte , Ik legde zijn plaatsen van verborgenheid bloot en hij kan zich niet verschuilen. Zijn zaad wordt verwoest en zijn broeders en zijn buren. En hij is niet meer.
11 Verlaat jouw wezen. Ik, Ik zal hen in het leven behouden en jouw weduwen zullen op Mij vertrouwen.
12 Want zo zegt JAHWEH: Aanschouw, voor wie er geen oordeel is om van de beker te drinken, zij zullen drinken, ja drinken. En jij, zal jij gevrijwaard, ja gevrijwaard zijn? Jij zal niet gevrijwaard zijn, want jij zal drinken, ja drinken.
13 Want Ik heb bij Mijzelf gezworen, zegt JAHWEH met nadruk, dat zal worden tot ontzetting, tot smaad, tot een woeste plaats en tot een vloekuitspreking; en al haar steden zullen tot aionische woestenijen zijn.
14 Ik hoor een bericht van JAHWEH. En een zaakgelastigde wordt gezonden onder de naties: Roept jezelf bijeen en komt tegen haar en staat op voor de strijd!
15 Want aanschouw, Ik maak jou klein onder de naties, veracht onder de mensen.
16 Jouw huiveringwekkende afgod verleidt jou. De arrogantie van jouw hart, die verblijft in de rotsspleten van de steile rots, die de hoogte van de heuvel vastgrijpt. Want al maak jij jouw nest meer verheven dan de gier, van daar zal Ik jou doen afdalen, zegt JAHWEH met nadruk.
17 En zal worden tot ontzetting. Elk die in haar passeert zal ontzet zijn en hij zal sissen over al haar slagen.
18 Zoals de onderste boven kering van en en hun buren, zegt JAHWEH, niemand zal daar wonen en geen zoon van de mens zal tijdelijk in haar verblijven.
19 Aanschouw, als een leeuw gaat hij op vanaf het zwellen van de naar de welgevestigde hoeve, want Ik zal het in een moment doen. Ik zal hem van haar doen wegrennen. En wie is de tot haar uitgekozene? Ik zal het opmerken. Want wie is als Ik en wie roept Mij aan en wie is deze herder die voor Mijn aangezicht zal staan?
20 Daarom, hoort de beraadslaging van JAHWEH, die Hij beraadslaagde over en Zijn plannen die Hij bedenkt over de inwoners van : Indien de minderen van het kleinvee hen niet in stukken trekken. Indien hun hoeve niet ontzet is over hen!
21 Door het geluid van hun vallen schudt de aarde. Geschreeuw! Haar stem wordt gehoord in de Zee van het Rietgras.
22 Aanschouw, als de gier gaat hij op en zweeft hij. En hij spreidt zijn vleugels uit over , en het hart van machtige mannen van wordt in die dag als het hart van een vrouw in barensweeën.
23 Over .
en staan beschaamd, want zij hoorden een kwaad bericht. Zij worden ontbonden. In de zee is ongerustheid. Men kan niet rustig zijn.
24 is verslapt. Zij keert zich om om te vluchten en zenuwachtigheid houdt haar vast. Benauwdheid en krampen houden haar vast als de barende vrouw.
25 Hoe is het dat ze niet verlaten werd, de stad van lofprijzing, de ommuurde stad van Mijn opgetogenheid?
26 Daarom zullen haar uitgekozen jongemannen vallen op haar pleinen en alle mannen van de oorlog zullen tot stilte gebracht worden in die dag, zegt JAHWEH van legermachten met nadruk.
27 Ik zal met vuur vernielen tegen de muur van en het verslindt de burchten van .
28 Over en over de koninkrijken van , die , koning van , neersloeg.
Zo zegt JAHWEH: Staat op, gaat op naar en verwoest de zonen van het oosten!
29 Hun tenten en hun kleinvee zullen zij nemen, hun tentdoeken en al hun voorwerpen en hun kamelen zullen zij voor henzelf wegdragen. En zij zullen tegen hen roepen: Terugdeinzende vrees vanaf rondom!
30 Vlucht! Zwerft uitermate weg! Maakt diep om te zitten, inwoners van , zegt JAHWEH met nadruk, want , koning van , beraadslaagde een raad tegen jullie en hij bedacht een plan tegen jullie.
31 Staat op! Gaat tegen een natie die in vertrouwen woont, zegt JAHWEH met nadruk, niet met dubbele deuren heeft en geen vergrendeling; zij verblijven alleen.
32 En hun kamelen zullen tot plundering worden en de schare van hun veebezit tot buit en Ik gooi hen die de zijkant van hun haar weggesneden hebben tegen elke wind en van alle zijden zal Ik hun ramp brengen, zegt JAHWEH met nadruk.
33 En zal worden tot bewoning van jakhalzen, een troosteloosheid tot aan de aion. Niemand zal daar wonen en in haar zal geen zoon van de mensheid tijdelijk verblijven.
34 Het woord van JAHWEH dat kwam tot , de profeet, tegen , in het begin van de regering van , koning van , zeggend:
35 Zo zegt JAHWEH van legermachten: Aanschouw, Ik zal de boog van breken, het begin van hun macht.
36 En Ik breng over vier winden vanaf de vier einden van de hemelen en Ik zal hen weggooien naar al deze winden. En er zal geen natie zijn waar de verdrevenen van niet zullen komen.
37 En Ik doe ontsteld zijn voor het aangezicht van hun vijanden en voor het aangezicht van die hun ziel zoeken, en Ik zal kwaad over hen brengen, de hitte van Mijn boosheid, zegt JAHWEH met nadruk. En Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik een einde aan hen heb gemaakt.
38 En Ik zal Mijn troon plaatsen in en Ik vernietig van daar koning en oversten, zegt JAHWEH met nadruk.
39 En het zal zijn in de dagen hierna dat Ik de krijgsgevangenschap van zal doen omkeren, zegt JAHWEH met nadruk.
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 50
|
|