|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)
1 Wee de statuutmakers van statuten van wetteloosheid en schrijvers die ellende schrijven,
2 de armen afbuigend van rechtverschaffing en het oordeel roven van de nederigen van mijn volk, opdat weduwen hun buit zijn en zij wezen zullen plunderen.
3 En wat zullen jullie doen in de dag van het gericht, en bij de ruïnering die van verre zal komen? Naar wie zullen jullie vluchten om hulp? En waarheen zullen jullie je heerlijkheid toevertrouwen?
4 Tenzij men zich kromt onder een gevangene, anders zullen zij vallen onder de gedoden. In dit alles keert Zijn boosheid niet terug en nog is Zijn hand uitgestrekt.
5 Wee , knuppel van Mijn boosheid, want in hun hand is de roede van mijn verontwaardiging!
6 Tegen een verontreinigde natie zal Ik hem zenden en tegen het volk van Mijn razernij zal Ik hem instructie geven om buit buit te maken en om plundering te plunderen en om het een plaats van vertreden te maken, als de klei van de straten.
7 Maar zo is hij het niet van plan en zijn hart bedenkt het niet zo, want het is in zijn hart om uit te roeien en om naties af te snijden, niet weinig.
8 Want hij zegt: Zijn mijn oversten niet tezamen koningen?
9 Is niet als , of is niet als , of is niet als ?
10 Zoals mijn hand vond om te doen met de koninkrijken van de nutteloze afgod en hun beeldsnijwerken, van en van .
11 Zal ik niet, zoals ik deed met en met haar nutteloze afgoden, zo ook doen met en met haar afgodsbeelden?
12 En het zal zijn dat mijn Heer heel Zijn daad zal voltooien op de berg van en in . Ik zal gericht brengen op de vrucht van de onbeschaamdheid van het hart van de koning van en op het beroemen van de hoogheid van zijn ogen.
13 Want hij zei: Door de energie van mijn hand deed ik het en door mijn wijsheid, want ik heb begrip. En ik neem de grenzen van volken weg en hun toerustingen roofde ik en ik breng neerwaarts zij die als de stoere zitten.
14 Mijn hand vindt als een nest het vermogen van de volken. En zoals het verzamelen van eieren die verlaten zijn, zo verzamel ik heel de aarde. En er is er geen die zijn vleugel fladdert of zijn mond wijd opent en tjilpt.
15 Zal de bijl zichzelf beroemen tegen die er mee houwt? Of zal de strijdknots zichzelf groot maken boven die hem zwaait? Alsof een knuppel zichzelf zwaait en opheft! Als men een roede optilt, is die niet van hout?
16 Daarom zal de Heer JAHWEH van legermachten schraalheid zenden onder Zijn welgedanen en in plaats van Zijn heerlijkheid zal Hij een gloeien doen gloeien, als het gloeien van vuur.
17 En het Licht van zal zijn tot vuur en zijn Heilige tot een vuurgloed. En het verteert en het verslind in één dag zijn stekel en doornheester,
18 en de heerlijkheid van zijn woud en van zijn akkerland, van ziel tot vlees zal Hij er een einde aan maken en het is als het smelten van een vaandeldrager.
19 En het overige van de boom van zijn woud zal geteld worden en de knaap zal ze opschrijven.
20 En het zal zijn in die dag. Niet gaat het overblijfsel van nog voort of zal de ontkomene van het huis van leunen op die hen slaat, maar men leunt op JAHWEH, de Heilige van , in waarheid.
21 Een overblijfsel zal terugkeren, een overblijfsel van , naar de machtige El.
22 Want indien jouw volk zal zijn als het zand van de zee, een overblijfsel er van zal terugkeren. Een falen is besloten, maar rechtspleging zal overstromen.
23 Wat er is een beëindiging en die is besloten. Mijn Heer, JAHWEH van legermachten, is het Die het doet middenin heel het land.
24 Daarom, zo zegt mijn Heer JAHWEH van legermachten, moet het niet zo zijn dat jullie, Mijn volk, die wonen in , vrezen voor . Met de knuppel slaat hij jou en zijn roede heft hij over jullie op, zoals Hij deed.
25 Want nog een klein beetje en de verontwaardiging wordt beëindigd en Mijn boosheid is over hun ontaardheid.
26 En JAHWEH van legermachten zwiept over hem de zweep, zoals de slag van bij de rots van , en Zijn roede is over de zee. En hij heft hem op zoals Hij deed.
27 En het is in die dag dat zijn last van jouw rug wordt weggenomen en zijn juk van jouw hals, en het juk wordt kapot gebroken vanwege de vetheid.
28 Hij komt op . Hij passeert in . Te monstert hij zijn voorwerpen.
29 Zij passeren de bergpas. zal ons tot nachtverblijf zijn. beeft! van vlucht!
30 Maak een schril geluid met jouw stem, dochter van ! Wees aandachtig, ! Wees nederig, !
31 gaat er vandoor. zoeken een sterke schuilplaats.
32 Terwijl het nog dag is staat hij in ! Hij wuift met zijn hand naar de berg van de dochter van , de heuvel van .
33 Aanschouw, de Heer JAHWEH van legermachten kapt met verschrikking gebladerte af en die hoog van statuur zijn worden omgehakt en de hoogmoedigen zullen verlaagd worden.
34 En hij omgeeft de struikgewassen van het woud met ijzer en de zal vallen voor de Edele.
Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 11
|
|