|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)
1 Want JAHWEH zal mededogen hebben met en Hij zal opnieuw kiezen in . En Hij zal hen rust geven op hun grond en de tijdelijke verblijver verbindt zich aan hen en zij worden aanhangers van het huis van .
2 En volken zullen hen nemen en hen brengen naar hun plaats en het huis van zal hen onder hen als lotbezit geven op de grond van JAHWEH als dienaren en dienaressen en zij worden de krijgsgevangennemers van die hen krijgsgevangen namen en zij heersen over hun taakeisers.
3 En het zal zijn in de dag dat JAHWEH jou rust zal geven van jouw verdriet en van jouw verstoring en van de harde dienst waarmee men jou deed dienen,
4 dat jij dit spreekwoord zal aanheffen over de koning van en jij zegt: Hoe hield de afperser en het wegkwijnen op!
5 JAHWEH verbrak de roede van de slechten, de scepter van heersers,
6 die volken in razernij neersloegen, een slag zonder terugtrekking, die in boosheid heersten over de naties, achtervolgend zonder terughouden.
7 Heel de aarde is rustig, stil, men breekt uit in gejubel.
8 Zelfs de cypressen verheugen zich over jou, de ceders van . Sinds jij neerligt gaat de houthakker niet tegen ons op.
9 Het dodenrijk van beneden is verontrust over jou, om jou bij jouw komst te ontmoeten. Het maakt voor jou de wakker, alle bokken van de aarde, het doet alle koningen van de naties vanaf hun tronen opstaan.
10 Zij allen zullen antwoorden en zij allen zullen tot jou zeggen: Ook jij bent ziek zoals wij, jij bent vergelijkbaar geworden met ons.
11 Jouw praal wordt neerwaarts gebracht naar het dodenrijk, het rumoer van jouw citers. Onder jou zal de made een slaapplaats hebben en de worm wordt jouw bedekking.
12 Hoe viel jij van de hemelen! Jank*1), zoon van de dageraad! Jij werd omgehakt naar de aarde, verslaander van naties!
13 En jij, jij zei in jouw hart: Naar de hemelen zal ik opgaan! Boven de sterren van El zal ik mijn troon verhogen en ik zal zitten op de berg van de afspraak, in de uithoeken van het noorden.
14 Ik zal opgaan op de hoge plaatsen van de dichte wolk. Ik zal mij gelijk stellen aan de Allerhoogste!
15 Ja, naar het dodenrijk zal jij neerwaarts gebracht worden, naar de uithoeken van het onderaards gewelf.
16 Die jou zien zullen naar jou turen. Zij zullen jou zorgvuldig beschouwen: Is deze de man die de aarde verstoorde, die koninkrijken deed schudden,
17 de wereld plaatsend als de wildernis en hun steden sloopte, die voor zijn gevangenen de weg naar huis niet opende?
18 Alle koningen van de naties, zij allen liggen neer in heerlijkheid, een ieder in zijn huis,
19 maar jij, jij werd uit jouw graf gegooid als een verafschuwde loot, als de kleding van gedoden, die doorstoken zijn met het zwaard, die afdalen naar de stenen van het onderaards gewelf, als een lijk dat vertrapt is.
20 Jij zal je met hen niet verenigen in het graf, want jij ruïneerde jouw land, jij doodde jouw volk; het zaad van kwaaddoeners zal voor de aion niet geroepen worden.
21 Maakt een slachtbank gereed tegen zijn zonen, vanwege de verdorvenheid van hun vaders. Zij zullen helemaal niet opstaan en de aarde overnemen en de oppervlakte van de wereld met steden vullen.
22 Want Ik zal tegen hen opstaan, zo zegt met nadruk JAHWEH van legermachten, en Ik snij van naam en overblijfsel en voortbrenger en nakomeling af, zo zegt JAHWEH met nadruk.
23 En Ik plaats haar tot pachtbezit van de egel en waterige moerassen en Ik dweil haar met de dweil van uitroeiing, zo zegt met nadruk JAHWEH van legermachten.
24 JAHWEH van legermachten heeft gezworen, zeggend: Zeker, zal het niet worden zoals Ik van plan was? En zoals Ik beraadslaagde, zo zal het bevestigd worden.
25 Om te breken in Mijn land en op Mijn bergen zal Ik hem vertrappen; en van hen zal zijn juk weggenomen worden en zijn last zal vanaf zijn rug weggenomen worden.
26 Dit is de beraadslaging die beraadslaagd werd over heel de aarde en dit is de hand die uitgestrekt is over al de naties.
27 Want JAHWEH van legermachten beraadslaagde en wie zal het annuleren? En het is Zijn hand die is uitgestrekt en wie zal haar doen terugkeren?
28 In het jaar van de dood van koning gebeurde deze last:
29 Het moet niet zo zijn, , dat jij je verheugt, want de knuppel van jouw slaande wordt gebroken, want van de wortel van de slang zal een gele gifslang uitgaan en zijn vrucht is een vliegende, brandende slang.
30 En de eerstgeborenen van de armen grazen en de behoeftigen zullen neerliggen in vertrouwen. En Ik doe jouw wortel in de hongersnood sterven en jouw overblijfsel zal Ik doden.
31 Jank*1), poort, schreeuw het uit, stad; ontbonden worden allen van jou, , want vanaf het noorden komt rook en er is geen solitaire in zijn vastgestelde gelederen.
32 En wat zal men boodschappers van deze natie antwoorden? Dat JAHWEH fundeerde, en in haar zullen de nederigen van Zijn volk een toevlucht vinden.
*1 - Jank - als in het huilen van een wolf
Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 15
|
|