|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)
1 De last van . Want in de nacht werd van verwoest, het werd tot stilte gebracht; want in de nacht werd verwoest, het werd tot stilte gebracht.
2 Men gaat op naar het huis en , de hoge plaatsen, om te weeklagen. Over en over jammert . Op al zijn hoofden is kaalheid, elke baard werd afgehakt.
3 In zijn straten omgordt men zich met rouwgewaad. Op haar daken en op haar pleinen jammert iedereen, afdalend met de weeklacht.
4 En schreeuwt het uit en ; tot aan wordt hun stem gehoord. Vanwege dit schreeuwen die van die tot de oorlog uitgetrokken zijn luidkeels; hun ziel wordt door hem verpletterd.
5 Mijn hart schreeuwt het uit tot . Haar vluchtelingen zijn tot aan , , want hij gaat met een weeklacht de opgang op van de . Want op de weg van wekt men een uitroep van gebrokenheid op.
6 Want de wateren van zijn troosteloos, want het gras droogt op. De vegetatie vervluchtigd, het groene is niet meer.
7 Vanwege dit maakte men het overschot en hun genoteerde voorraden. Zij zullen hen dragen over de wadi van de oleanders.
8 Want de uitroep cirkelt rond de grens van , tot aan gaat haar gejammer en tot haar gejammer,
9 want de wateren van zijn vol bloed, want Ik stel over toegevoegde dingen aan: een leeuw voor de ontkomene van en voor het overblijfsel grond.
Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 16
|
|