|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)
1 Zendt een dekhengst naar de heerser van het land, vanaf tot de wildernis, naar de berg van de dochter van .
2 En het gebeurt dat de dochters van zullen zijn als wat vliegt, wegfladderend, weggezonden uit het nest, bij de doorwaadbare plaatsen van .
3 Brengt raadgeving, doet bemiddeling, stel je schaduw als de nacht in het midden van het middaguur. Verbergt die verdreven zijn! Het moet niet zo zijn dat jij die er vandoor gaat in het openbaar brengt.
4 Laten Mijn verdrevenen uit tijdelijk bij jou verblijven. Word voor hen een verbergplaats voor het aangezicht van de verwoester, want de drukzetter bereikt de limiet, de verwoesting komt ten einde. Die het land vertreden komen ten einde.
5 En een troon zal gevestigd worden in getrouwheid en de rechter zal er op zitten, in waarheid, in de tent van , die ernstig oordeel zoekt en vlug van rechtvaardigheid is.
6 Wij horen van de praal van . Uitermate trots is zijn trots. En zijn praal en zijn aanmatigheid zijn niet zoals zijn pretenties.
7 Daarom zal om jammeren. Alles van hem jammert. Over de rozijnenkoeken van zullen jullie mompelen, ja moedelozen zijn.
8 Want de plantages van zijn krachteloos, de wijnstok van . De bezitters van naties slaan haar geelachtig-rode muskaatdruifwijnstokken neer, die reikten tot aan , ze dwaalden af in de wildernis. Haar uitlopers waaieren uit, ze passeren tot de zee.
9 Daarom zal ik huilen met het huilen van over de wijnstok van . Ik zal jullie doordrenken met mijn tranen, en . Want op jouw zomervruchten en op jouw oogst is een oogstfeestgeroep gevallen.
10 En vreugde en uitbundig gejubel vanaf het akkerland worden ten einde gebracht en in de wijngaarden jubelt men niet. Men schreeuwt niet luidkeels: Wijn in de wijnvaten! De treder treedt niet. Ik doe het oogstfeestgeroep ophouden.
11 Vanwege dit maken mijn inwendige delen rumoer als de harp voor en mijn binnenste tot .
12 En het gebeurt dat wanneer hij verschijnt dat zichzelf vermoeit op de hoge plaats en hij tot zijn heiligdom komt om te bidden, dat hij het niet kan.
13 Dit is het woord dat JAHWEH sprak tot , vanaf toen tot dusverre.
14 En nu spreekt JAHWEH, zeggend: In drie jaren, als jaren van een huurling, dan zal de heerlijkheid van onteerd worden, met heel de immense schare, en het overblijfsel zal een klein beetje, niet overvloedig, zijn.
Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 17
|
|