|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)
1 Maar er zal geen flauwte zijn voor haar die beklemming had. Zoals Hij in de eerste periode het land van en het land van geringschatte, zo zal Hij in de latere periode de weg van de zee verheerlijken, aan de overkant de , het van de naties.
2 Het volk dat in duisternis gaat ziet een groot licht; die wonen in het land van de doodsschaduw, het licht is helder over hen.
3 U zal de natie voor hem vermeerderen, U maakt de vreugde groot. Zij verheugen zich voor Uw aangezicht als de vreugde bij de oogst, zoals zij uitbundig jubelen bij hun opdelen van de buit.
4 Want het juk van hun last en de roede van hun schouderblad, de knuppel van de taakeiser op hem, U kraakt ze als in de dag van .
5 Want elke laars, aangelaarsd bij de beving, en kledingstuk in bloed gerold is, het wordt tot verbranding, brandstof voor vuur.
6 Want een Kind is aan ons geboren, een Zoon is aan ons gegeven, en het hoofdmanschap is op Zijn schouderblad. En men zal Zijn naam roepen: Wonderbaarlijkheid, raadgevende EL, Machtige, Vader van de toekomst, Overste van de vrede.
7 Aan de toename van Zijn hoofdmanschap en aan de vrede komt geen einde, op de troon van en over Zijn koninkrijk, om het te vestigen en om het te steunen met oordeel en met rechtspleging, vanaf nu tot aan de aion. De ijver van JAHWEH van legermachten, zij doet dit.
8 Mijn Heer zond een woord in en het viel in .
9 En het volk wist het, allemaal. en de inwoner van , met trots en met onbeschaamdheid van hart, zeggend:
10 De bakstenen vielen, maar wij zullen bouwen met bijgesneden stenen; de moerbeibomen zijn omgehakt en wij zullen veranderen naar ceders.
11 En JAHWEH zal de benauwers van onneembaar over hem maken en zijn vijanden zal Hij afschermen.
12 van het oosten en de Filistijnen vanaf de achterkant zullen verslinden met heel hun mond. In dit alles keert Zijn boosheid niet terug, maar Zijn hand is nog steeds uitgestrekt.
13 Maar het volk keerde niet terug tot Die hen neersloeg, en JAHWEH van legermachten raadpleegden zij niet.
14 En JAHWEH zal hoofd en staart van afsnijden, varengebladerte en riet, in één dag.
15 De oude en die gerespecteerd van aanzicht is, hij is het hoofd, en de profeet die onwaarheid onderricht, hij is de staart.
16 Die dit volk gelukkig maken zijn die hen doen dwalen en die van hen die gelukkig gemaakt werden worden verzwolgen.
17 Vanwege dit zal mijn Heer Zich niet verheugen over de uitgekozen jongemannen en Hij zal geen mededogen hebben over hun wezen en over hun weduwen, want allen van hen zijn verontreinigd en deden kwaad. En elke mond spreekt ontaardheid. In dit alles keert Zijn boosheid niet terug en is Zijn hand nog uitgestrekt.
18 Want slechtheid verteert als vuur, doornheester en stekel zal het verslinden, en de struikgewassen van het woud zal zij vernielen en zwelling van rook stijgt op.
19 Door de razernij van JAHWEH van legermachten wordt het land platgebrand en het volk zal zijn als brandstof voor het vuur. Een man zal zijn broeder niet sparen.
20 En hij zal afhouwen op rechts en hij zal honger hebben en hij zal eten op links en hij zal niet verzadigd worden. Ieder zal het vlees van zijn arm eten:
21 tegen en tegen , tezamen zijn zij tegen . In dit alles keert Zijn boosheid niet terug en is Zijn hand nog uitgestrekt.
Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 10
|
|