|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 "Inderdaad, hierom beeft mijn hart en laat het los van zijn plaats.
2 Luistert, ja luister naar het lawaai van Zijn stem en de alleenspraak die uitgaat van Zijn mond.
3 Onder heel de hemelen ontketent Hij hem en Zijn licht gaat over de vleugels van de aarde.
4 Achter Hem brult een stem; Hij dondert met de stem van Zijn indrukwekkendheid en Hij zal ze niet stuiten, zodat Zijn stem wordt gehoord.
5 El dondert met Zijn wonderbaarlijke stem, grote dingen doende, en wij weten het niet.
6 Want tot de sneeuw zegt Hij: Val op de aarde! en tot de stortbui van de regen en de stortbui van de regens van Zijn sterkte.
7 De hand van elk mens verzegelt Hij, zodat alle stervelingen Zijn daad weten.
8 En het dier gaat in een legerhol en het verblijft in haar behuizingen.
9 Uit de kamer komt een wegvagende wervelwind en kou van ziftende winden.
10 Door de adem van El geeft Hij ijs en de breedte van de wateren wordt tot een bevroren blok.
11 Hij bezwaart de dichte wolk door doordrenkende vochtigheid, Hij verstrooit de wolk van Zijn licht,
12 en Hij doet ze rondom gaan, zichzelf kerend door Zijn strategieën. Hij doet ze tot stand brengen al wat Hij hen instructie geeft op de oppervlakte van de wereld, op de aarde.
13 Hetzij een knuppel, hetzij Zijn aarde, hetzij het voor vriendelijkheid is, Hij vindt het.
14 Geef gehoor, , sta en beschouw zorgvuldig de wonderbaarlijke werken van El!
15 Weet jij op welke wijze Eloah over hen plaatst en Hij het licht van Zijn wolk doet schijnen?
16 Weet jij van de zwevingen van de dichte wolk, de wonderbaarlijke dingen van de Onberispelijke in kennis,
17 jij, wiens kleding warm is, wanneer de aarde rustig is door de zuidenwind?
18 Stampte jij met Hem de luchten, standvastig als een gegoten spiegel?
19 Doe ons weten wat wij tot Hem zullen zeggen. Wij kunnen niets rangschikken vanwege het aangezicht van de duisternis.
20 Zal het Hem verhaald worden dat ik spreek? Indien iemand dat spreekt zal hij verzwolgen worden.
21 Nu zien zij het zonlicht niet, in vuurgloed staande in de luchten; en de wind passeert en maakt ze schoon.
22 Uit het noorden komt goud aan. Op Eloah is vreeswekkende pracht.
23 Die toereikend verschaft *1), wij vinden Hem niet; reusachtig van energie en oordeel en overvloedig in rechtvaardigheid vernedert Hij niet.
24 Daarom vrezen stervelingen Hem. Hij ziet geen wijzen van hart aan."
1) Die toereikend verschaft - El Shaddai
Terug naar de indexpagina
Naar Job 38
|
|