|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En antwoordde en hij zei:
2 "Echt, ik weet dat het zo is, maar hoe kan een sterveling rechtvaardig zijn voor El?
3 Indien hij verlangt met Hem te twisten, antwoordt hij Hem niet één maal per duizend.
4 Hij is wijs van hart en resoluut van energie. Wie maakte zichzelf halsstarrig tegen Hem en heeft welzijn?
5 Hij is het Die bergen verplaatst, Die ze onderste boven keert in Zijn boosheid,
6 Die de aarde verstoort van haar plaats en haar kolommen huiveren,
7 Die spreekt tot de schijf van de zon en hij gaat niet stralend op, en Die rondom de sterren verzegelt,
8 Die alleen voor Zichzelf de hemelen uitstrekt en Die treedt op de hoge plaatsen van de zee;
9 Die de Grote Beer, Orion en de Pleiaden maakt en de kamers van het zuiden,
10 Die grote dingen doet die niet te peilen zijn en wonderbaarlijke dingen waarvan geen getal is.
11 Aanschouw!, Hij passeert mij en ik zie Hem niet, en Hij gaat voorbij en ik begrijp Hem niet.
12 Aanschouw!, Hij voert af! Wie zal hem weerhouden? Wie zal tot Hem zeggen: Wat doet U?
13 Eloah, Hij doet Zijn boosheid niet terugkeren, onder Hem werpen de helpers van de vermetelheid zich neer.
14 Inderdaad, zal ik Hem antwoorden, zal ik mijn woorden met Hem kiezen?
15 Die, indien ik rechtvaardig ben, ik niet zal antwoorden. Ik smeek tot mijn Rechter.
16 Indien ik roep en Hij mij antwoordt, dan geloof ik niet dat Hij gehoor geeft aan mijn stem;
17 Die mij met een orkaan kwetst en Hij vermeerdert zonder reden mijn verwondingen.
18 En Hij staat mij niet toe mijn wind te doen terugkeren, want Hij verzadigt mij met bittere dingen.
19 En wat energie betreft, aanschouw de Resolute! En wat oordeel betreft, wie maakt mijn afspraak?
20 Indien ik rechtvaardig ben, mijn mond zal mij veroordelen. Ben ik onberispelijk, dan zal Hij mij verdraaid verklaren.
21 Ben ik onberispelijk, ik ken mijn ziel niet; ik verwerp mijn leven.
22 Het is al één. Daarom zeg ik: Hij brengt de onberispelijke en de slechte tot hun einde.
23 Indien de gesel plotseling de dood brengt, hoonlacht Hij om de beproeving van de onschuldigen.
24 De aarde werd gegeven in de hand van de slechte. Het aangezicht van haar rechters bedekt Hij. Doet Hij het niet, wie dan wel?
25 En mijn dagen zijn sneller dan de renner. Ze rennen weg, ze zien het goede niet.
26 Ze gaan voorbij als de schepen van riet, als de gier die neerstort op voedsel.
27 Indien mijn spreken is: Ik zal mijn bezorgdheid vergeten, dan zal ik mijn aangezicht vrij laten en ik zal glimlachen.
28 Ik deins terug voor al mijn verdriet. Ik weet dat U mij niet onschuldig houdt.
29 Ik, ik ben veroordeeld. Waarom is het dat ik zinloos vermoeid wordt?
30 Indien ik mezelf was in sneeuwwater en ik mijn handpalmen smetteloos maak met zuiverheid,
31 dan zou U mij in een modderpoel dopen en mijn kledingstukken zouden mij verafschuwen.
32 Want Hij is niet een man als ik, dat ik Hem zal antwoorden. Wij zullen samenkomen in het oordeel.
33 Er is geen scheidsrechter tussen ons die zijn hand zal zetten tussen ons beiden.
34 Hij zal Zijn knuppel van mij terugtrekken. En het moet niet zo zijn dat angst voor Hem mij schrik aanjaagt.
35 Ik zal spreken en ik zal Hem niet vrezen, want zo is het niet met mij."
Terug naar de indexpagina
Naar Job 10
|
|