Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Klaagliederen
Jaar van ontstaan is onbekend. Waarschijnlijk kort na de verovering van Jeruzalem in 586 vóór Christus.
Hoofdstuk 1

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)



DE STRUCTUUR VAN HET BOEK KLAAGLIEDEREN
1:1-7.   Oordelen.
1:8-11     Sion - bekentenis.
1:12,13.       Beroep op voorbijgangers.
1:14-18a.     Sion - bekentenis.
1:18b-19.       Beroep op voorbijgangers.
1:20-22.         Gebed.
2:1-13.   De rechter.
2:14.     Sion - zonde niet beleden.
2:15-17.       Verwijten aan voorbijgangers.
2:18-22.         Gebed.
3:1-21.   De rechter.
3:22-36.     Herinnering aan JAHWEH's genade.
3:37-51.       Sion - zonde beleden.
3:52-66.         Gebed.
4:1-12.   Oordelen.
4:13-20.     Sion - bekentenis.
4:21,22.       Beloning door JAHWEH.
5:1-22.         Gebed.

1 Hoe zit de stad van veel volk solitair! Ze werd als een weduwe, die groot was onder de naties, een vorstin onder de provincies, ze werd tot schatplichtige.
2 Ze klaagt zeer in de nacht, haar traan is op haar wang. Er is niemand van al haar liefhebbers als haar trooster. Al haar naasten handelen verraderlijk tegen haar. Zij werden voor haar tot vijanden.
3 JudaJuda = lof is gedeporteerd na vernedering en na een veelheid van dienst. Zij woont onder de naties, maar ze vindt geen rust. Al haar achtervolgers haalden haar in tussen de nauwe plaatsen.
4 De wegen van SionSion = burcht treuren omdat niemand op het afgesproken feest komt. Al haar poorten zijn troosteloos, haar priesters zuchten, haar maagden zijn gekweld en voor haar is het bitter.
5 Haar benauwers werden tot hoofd, haar vijanden zijn gerust, want JAHWEH kwelde haar vanwege de veelheid van haar overtredingen. Haar kleine kinderen gingen in krijgsgevangenschap voor het aangezicht van de benauwer.
6 Al haar eer ging uit vanaf de dochter van SionSion = burcht. Haar oversten werden als herten, zij vinden geen weideplaats. En zij gaan zonder energie voor het aangezicht van de achtervolger.
7 JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter gedenkt de dagen van haar vernedering en van haar dakloosheid, al haar begeerde dingen die van vroeger dagen waren, toen haar volk viel in de hand van de benauwer en er geen helper voor haar was. De benauwers zagen haar; zij vermaakten zich over haar ontbinding.
8 JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter zondigde zonde, vanwege dit werd zij een geïsoleerde vrouw. Al haar verheerlijkers vinden haar diep gezonken, want zij zagen haar naaktheid. Ook zucht zij en keert zij zich af, achterwaarts.
9 Haar onreinheid is in haar rokken*1). Zij gedenkt haar toekomst niet. En zij daalt wonderbaarlijk af. Er is voor haar geen trooster! Zie, JAHWEH, mijn vernedering, want de vijand maakte zich groot.
10 De benauwer spreidde zijn hand uit over al haar begeerde dingen, want hij zag naties haar heiligdom binnenkomen, waarover U instructie gaf dat zij niet zouden binnenkomen in Uw samenkomst.
11 Heel haar volk zucht, brood zoekend. Zij gaven hun begeerde dingen voor voedsel om de ziel te doen terugkeren. Zie, JAHWEH, en kijk, want ik ben een verachtelijke geworden.
12 Is het voor jullie niets, allen die over de weg passeren? Kijkt en ziet of er pijn is zoals mijn pijn die tot mij gebracht werd, waarmee JAHWEH kwelt in de dag van de hitte van Zijn boosheid.
13 Vanaf de hoogte zendt Hij vuur en in mijn botten heerst Hij over haar. Hij spreidt een net voor mijn voeten en Hij doet mij omkeren, achterwaarts. Hij geeft mij tot een troosteloze, heel de dag wegkwijnend.
14 Het juk van mijn overtredingen is aangebonden, in Zijn hand worden ze verstrengeld. Ze gaan op mijn hals; het deed mijn energie struikelen. Mijn Heer gaf mij in de handen van wie ik niet kan opstaan.
15 Mijn Heer heeft al mijn stoeren in mijn midden terzijde geschoven. Hij riep een afgesproken samenkomst tegen mij op om mijn uitgekozen jongemannen te breken. Mijn Heer trad de wijnpers van de maagd, de dochter van JudaJuda = lof.
16 Over deze huil ik. Mijn oog, mijn oog, laat water neerdalen, want een trooster is verre van mij, een hersteller van mijn ziel. Mijn zonen zijn troosteloos, want de vijand is machtig.
17 SionSion = burcht spreidt haar handen uit, er is voor haar geen trooster. JAHWEH gaf instructie over JakobJakob = hielenlichter; zijn benauwers zijn rondom hem. JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter is tot een geïsoleerde vrouw geworden te midden van hen.
18 JAHWEH, Hij is rechtvaardig, want ik rebelleerde tegen Zijn Mond. Luistert, alstublieft, alle volken, en ziet mijn pijn. Mijn maagden en mijn uitgekozen jongemannen gingen in gevangenschap.
19 Ik riep tot mijn liefhebbers; zij bedrogen mij. Mijn priesters en mijn oudsten in de stad overleden, want zij zochten voedsel voor zich, opdat zij hun ziel konden herstellen.
20 Zie, JAHWEH, want benauwdheid is in mij, mijn inwendige delen borrelen, mijn hart werd ondersteboven gekeerd in mijn binnenste, want ik rebelleerde, ja rebelleerde. Aan de buitenkant beroofde het zwaard van kinderen, in het huis was het als de dood.
21 Zij horen dat ik zucht, er is voor mij geen trooster. Al mijn vijanden horen mijn kwade lot. Ze zijn opgetogen, want U, U deed het. U brengt de dag die U riep en zij zullen zijn zoals ik.
22 Al hun kwaad zal voor Uw aangezicht komen. En breng over hen zoals U het over mij bracht vanwege al mijn overtredingen. Want vele zijn mijn zuchten en mijn hart is onwel.

1) - Rokken - kan ook met "zomen" (van een kledingstuk) worden vertaald.

Terug naar de indexpagina
Naar Klaagliederen 2
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.