|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En de oversten van het volk woonden in en de overigen van het volk wierpen loten om één van de tien te brengen om in te wonen, de stad van de heiligheid, en de negen andere handen in de steden.
2 En het volk zegende alle mannen die zich vrijwillig aanboden om in te wonen.
3 En dezen waren de hoofden van de provincie die woonden in en in de steden van , zij woonden ieder in zijn grondbezit, in hun steden: , de priesters en de Levieten en de en de zonen van de dienaren van .
4 En in woonden sommigen van de zonen van en van de zonen van . Van de zonen van : , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , van de zonen van ;
5 En , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van de et.
6 Alle zonen van , die in woonden, waren vierhonderd acht en zestig mannen van dapperheid.
7 En dezen waren de zonen van : , zoon van , zoon van , zoon van , de zoon van , zoon van , zoon van , zoon van ;
8 en na hem en ; negenhonderd acht en twintig.
9 En , zoon van , was opzichter over hen; en , zoon van , was de tweede over de stad.
10 Van de priesters: , zoon van , ,
11 , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , was bewindvoerder van het huis van de Elohim;
12 en hun broeders, die het werk voor het huis deden, waren achthonderd twee en twintig. En , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van ,
13 en zijn broeders, hoofden voor de vaders, waren tweehonderd twee en veertig. En , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van ,
14 en hun broeders, machtige mannen van dapperheid, waren honderd acht en twintig; en opzichter over hen was , zoon van .
15 En van de Levieten: , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van .
16 En en , van de hoofden van de Levieten, waren over het buitenwerk voor het huis van de Elohim.
17 En , zoon van , zoon van , zoon van , was het hoofd van de aanvang van het lofzingen, die toejuicht tot gebed, en was de tweede van zijn broeders; en , zoon van , zoon van , zoon van .
18 Al de Levieten in de stad van de heiligheid waren tweehonderd vier en tachtig.
19 En de poortwachters: , , met hun broeders, die bewaakten in de poorten, waren honderd twee en zeventig.
20 En de overigen van , de priesters en de Levieten, waren in alle steden van , een ieder in zijn lotbezit.
21 En de woonden in de ; en en waren over de .
22 En de opzichter van de Levieten in was , zoon van , zoon van , zoon van , zoon van , van de zonen van , de zangers aan de voorkant van het werk van het huis van de Elohim.
23 Want er was een instructie van de koning over hen en gelegaliseerd op de zangers, een dagelijkse zaak.
24 En , zoon van , van de zonen van , zoon van , was aan de hand van de koning, voor alle zaken voor het volk.
25 En in de gehuchten van hun velden woonden van de zonen van , in en haar randgebieden en in en haar randgebieden, en in en haar gehuchten;
26 en in en in en in ,
27 en in en in en haar randgebieden,
28 en in en in en haar randgebieden,
29 en in en in en in ,
30 , en hun gehuchten, en haar velden, en haar randgebieden; en zij legerden zich vanaf tot aan het ravijn ,
31 en de zonen van vanaf woonden in en en en haar randgebieden,
32 , , ,
33 , , ,
34 , , ,
35 , en , in het ravijn van de vaklieden.
36 En van de Levieten waren sommigen in de afdelingen van toegewezen aan .
Terug naar de indexpagina
Naar Nehemia 12
|
|