|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En , de hogepriester, en zijn broeders, de priesters, stonden op en zij bouwden de poort van het kleinvee. Zij heiligden hem en zij installeerden zijn deuren, en tot aan de toren van de Honderd heiligden zij hem, tot aan de Chananeltoren.
2 En aan zijn kant bouwden de mannen van , en aan zijn kant bouwde , zoon van .
3 En de zonen van bouwden de Vissenpoort, zij zelf legden zijn dakspanten en zij installeerden zijn deuren, zijn klinken en zijn dwarsbalken.
4 En aan hun kant repareerde , zoon van , zoon van , en aan hun kant repareerde , zoon van , zoon van , en aan hun kant repareerde , zoon van ,
5 en aan hun kant repareerden de Tekoïeten; maar hun edelen brachten hun hals niet in dienst van hun Heer.
6 En de Heel Oude Poort repareerden , zoon van , en , zoon van ; zij legden zelf zijn dakspanten en zij installeerden zijn deuren en zijn klinken en zijn dwarsbalken.
7 En aan hun kant repareerden , de Gibeoniet, en , de Meronotiet, mannen van en , die hoorden bij de troon van de gouverneur van de overkant van de rivier.
8 Aan zijn kant repareerde , zoon van , die edelsmid was; en aan zijn kant repareerde , zoon van de zalfmenger, en zij maakten de muur van vrij tot aan de brede muur.
9 En aan hun kant repareerde , zoon van , overste van de helft van het tracé van .
10 En aan hun kant repareerde , zoon van , tegenover zijn huis; en aan zijn kant repareerde , zoon van .
11 , zoon van , repareerde een tweede afgemeten sectie, met , zoon van , en de Toren van de Bakovens.
12 En aan zijn kant repareerde , zoon van , overste van de helft van het tracé van , hij en zijn dochters.
13 repareerde de Ravijnpoort, met de inwoners van ; zij bouwden hem zelf en zij installeerden zijn deuren, zijn klinken en zijn dwarsbalken, en duizend ellen van de muur, tot aan de poort van de ashoop.
14 En , zoon van , overste van het tracé van , hij bouwde zelf de poort van de ashoop en hij installeert zijn deuren, zijn klinken en zijn dwarsbalken.
15 En , zoon van , overste van het tracé van , repareerde de poort van de bron; hij bouwde hem zelf en hij voorzag hem van een dak, en hij installeerde zijn deuren, zijn klinken en zijn dwarsbalken en de muur van het reservoir van van de tuin van de koning, tot aan de trappen die afdalen vanaf de stad van .
16 Achter hem repareerde , zoon van , overste van de helft van het tracé van , tot aan tegenover de graven van en tot aan het gemaakte reservoir en tot aan het huis van de machtige mannen.
17 Achter hem repareerden de Levieten, , zoon van , en aan zijn kant repareerde , overste van de helft van het tracé van , voor zijn tracé.
18 Achter hem repareerden zijn broeders: , zoon van , overste van de helft van het tracé van ,
19 en aan zijn kant repareerde , zoon van , overste van de , een tweede afgemeten sectie tegenover de opgang van het wapendepot, bij de uitgehakte hoek.
20 Achter hem wedijverde en repareerde , zoon van , een tweede afgemeten sectie vanaf de uitgehakte hoek tot aan het portaal van het huis van , de hogepriester.
21 Achter hem repareerde , zoon van , zoon van , een tweede afgemeten sectie vanaf het huis van en tot aan de grenslijn van het huis van .
22 En achter hem repareerden de priesters, mannen van het omliggende gebied.
23 Achter hem repareerden en tegenover hun huis. Achter hen repareerde , zoon van , zoon van , naast zijn huis.
24 Achter hem repareerde , zoon van een tweede afgemeten sectie, vanaf het huis van tot de uitgehakte hoek en tot aan de hoek.
25 , zoon van , repareerde van tegenover de uitgehakte hoek en de bovenste toren die uitstak vanaf het huis van de koning, die hoorde bij de hof van de gevangenis. Achter hem , zoon van .
26 En de , zij woonden in de tot aan de Waterpoort, naar het oosten, en de uitstekende toren.
27 Achter hen repareerden de Tekoïten een tweede afgemeten sectie, van tegenover de grote, uitstekende toren tot aan de muur van de .
28 Vanaf de Paardenpoort repareerden de priesters, elk tegenover zijn huis.
29 Achter hen repareerde , zoon van , tegenover zijn huis. En achter hem repareerde , zoon van , bewaker van de Oostpoort.
30 Achter hem repareerden , zoon van en , zesde zoon van , een tweede afgemeten sectie. Achter hem repareerde , zoon van , tegenover zijn ruimte.
31 Achter hem repareerde , zoon van de edelsmid, tot aan het huis van de , en die handel dreven tegenover de poort van het toezicht en tot aan het bovenvertrek van de hoek.
32 En tussen het bovenvertrek van de hoek tot de poort van het kleinvee repareerden de edelsmeden en die handel dreven.
Terug naar de indexpagina
Naar Nehemia 4
|
|