(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)

1 Zegen JAHWEH, mijn ziel. JAHWEH, mijn Elohim, U bent uitermate groot, U bent gekleed in pracht en eer.
2 U bent omwikkeld met licht als gewaad, de hemelen uitstrekkend als het tentdoek,
3 Die de dakspanten van Zijn bovenvertrekken legt in de wateren, Die dichte wolken plaatst tot Zijn strijdwagen, Die gaat op de vleugels van de wind,
4 Die Zijn boodschappers tot winden maakt, Zijn dienstverrichtenden een vlammend vuur. En tot de boodschappers zegt Hij inderdaad: Die Zijn °boodschappers maakt tot geesten en Zijn °dienaren vlam van vuur (SW)[Hebr. 1:7]
5 Hij fundeerde de aarde op haar bases; ze zal helemaal niet uitglijden voor de aion en verder.
6 De waterdiepte, U bedekte die als kleding; de wateren stonden boven de bergen.
7 Vanaf Uw berisping vluchtten ze, vanwege het geluid van Uw donder haastten zij zich nerveus weg.
8 Ze gaan op over de bergen en zij dalen neer in de dalen, naar de plaats die U voor hen fundeerde.
9 U plaatste een grens die zij helemaal niet zullen passeren; ze zullen helemaal niet terugkeren voor het bedekken van de aarde.
10 U bent het Die springbronnen zendt in de wadi's. Zij gaan tussen de bergen door.
11 Zij geven al het veldleven te drinken, wilde ezels verbreken hun dorst.
12 Op hen verblijft wat vliegt van de hemelen; van tussen het dichte gebladerte geven zij geluid.
13 U bent het Die bergen irrigeert vanaf Zijn bovenvertrekken. Met de vrucht van Uw daden wordt de aarde verzadigd.
14 U bent het Die gras doet ontspruiten voor het beest en kruid ten dienste van de mens, om brood te doen uitgaan vanaf de aarde,
15 en wijn die het hart van de sterveling doet verheugen, Die het aangezicht luidruchtig maakt van olie, en brood dat het hart van de sterveling versterkt.
16 De bomen van JAHWEH worden verzadigd, de ceders van de Libanon die Hij plantte,
17 daar waar de vogels nesten, cipressen waar de ooievaar haar huis heeft.
18 De verheven bergen zijn voor de steenbokken, de steile rotsen een toevlucht voor de konijnen.
19 Hij maakte de maan voor afgesproken tijden, de zon weet zijn ondergang.
20 U legt duisternis op en het wordt nacht; daarin beweegt alle leven van het woud.
21 En beschutte leeuwen brullen tot de prooi en om hun voedsel vanaf El te zoeken.
22 En de zon gaat stralend op en zij worden bijeenverzameld en zij leggen zich neer in hun behuizingen.
23 De mens gaat uit naar zijn tot stand brenging en naar zijn dienst, tot aan de avond.
24 Hoe talrijk zijn Uw daden, JAHWEH! U maakte ze alle in wijsheid. de aarde is vol van Uw prestatie.
25 Deze zee, groot en ruim van handen; daar is de kruiper en er is geen getal, dieren, kleine met grote.
26 Daar gaan schepen, deze draak die U vorm gaf, om in hem plezier te maken. Te dien dage zal de HEERE met Zijn hard, en groot, en sterk zwaard bezoeken den Leviathan, de langwemelende slang, ja, den Leviathan, de kromme slomme slang; en Hij zal den draak, die in de zee is, doden. (SV)[Jes. 27:1]
27 Zij allen zien uit naar U om hen op hun tijd voedsel te geven.
28 U geeft het aan hen, zij pikken het op. U opent Uw hand, zij worden met het goede verzadigd.
29 U verbergt Uw aangezicht, zij worden geagiteerd. U zamelt hun geest in, zij overlijden en keren terug naar hun losse aarde.
30 U zendt Uw geest uit, zij worden geschapen en U vernieuwt de oppervlakte van de grond.
31 De heerlijkheid van JAHWEH is voor de aion. JAHWEH zal Zich verheugen in Zijn daden.
32 Hij is het Die kijkt naar de aarde en zij siddert. Hij raakt de bergen aan en zij roken.
33 Ik zal in mijn leven zingen voor JAHWEH. Ik zal musiceren voor mijn Elohim, zolang ik er ben.
34 Mijn meditatie zal beminnelijk zijn voor Hem. Ik, ik zal mij verheugen in JAHWEH.
35 De zondaren van de aarde zullen ten einde komen, en de slechten, zij zijn er niet meer. Zegen JAHWEH, mijn ziel. Lofprijst Jah!

Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 105