(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)

1 Van DavidDavid = lieveling.
Twist, JAHWEH, met mijn betwisters, vecht tegen die met mij vechten.
2 Hou het schild vast en het grootschild en sta op tot mijn hulp.
3 Trek de speer uit de schede en omsluit om achtervolgers te ontmoeten. Zeg tot mijn ziel: "Ik ben jouw redding."
4 Ze zullen beschaamd staan en die mijn ziel zoeken zullen rood van schaamte zijn. Zij zullen achterwaarts afgewend worden en de bedenkers van mijn kwaad zullen te schande gemaakt worden.
5 Zij zullen zijn als rommel voor de wind en een boodschapper van JAHWEH zal hen verdrijven.
6 Hun weg zal duisternis zijn en glad van oppervlak. En een boodschapper van JAHWEH achtervolgt hen.
7 Want zonder reden begroeven zij voor mij in de groeve hun net. Zonder reden delfden zij naar mijn ziel.
8 Ruïnering zal over hen komen wanneer men het niet weet. En zijn net, dat hij begraven heeft, zal hem grijpen. Ter ruïnering zal hij er in vallen.
9 En mijn ziel zal uitbundig jubelen in JAHWEH, ze zal opgetogen zijn over Zijn redding.
10 Al mijn botten zullen zeggen: "JAHWEH, wie is als U, Die de nederige uitredt van die ontoegevender is dan hij, en de nederige en behoeftige van die hem berooft?"
11 Getuigen van onrecht staan op; zij vragen mij wat ik niet weet.
12 Zij betalen mij kwaad terug voor goed; het is zwaar verlies voor mijn ziel.
13 En ik? Toen zij ziek waren was mijn kleding een rouwgewaad. Ik vernederde mijn ziel door te vasten, maar mijn gebed keerde terug op mijn boezem.
14 Als ware het mijn naaste, als ware het mijn broeder, ik wandelde als rouwend over mijn moeder; somber zijnde boog ik neer.
15 Maar toen ik kreupel liep verheugden zij zich en verzamelden zij zich. Zij die op mij slaan verzamelden zich tegen mij, en ik wist het niet. Ze scheurden en ze hielden niet op.
16 Met verontreinigden van die hoonlachen om broodkoek knarsten zij hun tanden tegen mij.
17 Mijn Heer, hoe lang zal U toezien? Herstel mijn ziel van hun ruïneringen, mijn enige tegen de beschutte leeuwen.
18 Ik zal U toejuichen in de immense samenkomst, te midden van een aanzienlijk volk zal ik U lofprijzen.
19 Het moet niet zo zijn dat zij zich over mij verheugen, mijn valse vijanden; die mij zonder reden haten zullen hun oog samenknijpen. Maar het is opdat het woord dat in hun wet werd geschreven, vervuld zal worden: dat zij Mij zonder aanleiding haten (SW)[Joh. 15:25]
20 Want zij spreken geen vrede, maar tot die respijt genieten van het land bedenken zij woorden van bedrog.
21 En zij maken hun mond wijd open tegen mij: "Aha, aha! Onze ogen zagen het!"
22 JAHWEH, U zag het. Het moet niet zo zijn dat U U stil houdt, mijn Heer; het moet niet zo zijn dat U ver weg van mij zal zijn.
23 Word wakker en ontwaak voor mijn recht, mijn Elohim en mijn Heer, voor mijn rechtszaak.
24 Beoordeel mij naar Uw rechtvaardigheid, JAHWEH, mijn Elohim, en het moet niet zo zijn dat zij zich over mij verheugen.
25 Het moet niet zo zijn dat zij in hun hart zeggen: "Aha, onze ziel!" Het moet niet zo zijn dat zij zeggen: "Wij verzwolgen hem."
26 Zij zullen beschaamd staan en zij zullen tezamen te schande gemaakt worden, die zich verheugen over mijn kwaad. Ze zullen gekleed worden met schaamte en schaamrood, die zichzelf over mij groot maken.
27 Men zal jubelen en zich verheugen die een behagen scheppen over mijn rechtvaardigheid en laat hen voortdurend zeggen: "JAHWEH zal groot gemaakt worden, Die een behagen schept in het welzijn van Zijn dienaar."
28 En mijn tong zal een alleenspraak houden over Uw rechtvaardigheid, heel de dag Uw lofprijzing.

Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 36