|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Voor de toezichthouder. Op: Het moet niet zijn dat U ten gronde richt. Van . Een inscriptie bij zijn wegrennen van het aangezicht van , in de grot.
Wees mij genadig, Elohim, wees mij genadig, want in U neemt mijn ziel toevlucht. En in de schaduw van Uw vleugels zal ik toevlucht nemen, totdat het onheil gepasseerd is.
2 Ik roep tot Elohim, de Allerhoogste, tot El Die mij volledig maakt.
3 Hij zal van de hemelen zenden en Hij zal mij redden. Hij smaadt die achter mij hijgt. .
Elohim zal Zijn vriendelijkheid zenden en Zijn trouw.
4 Mijn ziel is te midden van ouderleeuwen. Ik lig bij vlammende vijanden, zonen van de mens. Hun tanden zijn een speer en pijlen en hun tong is een scherp zwaard.
5 Wees verhoogd boven de hemelen, Elohim. Over heel de aarde zij Uw heerlijkheid.
6 Zij bereidden een net voor mijn voetstappen. Mijn ziel is neergebogen. Voor mijn ogen groeven zij een kuil, en zij vielen er midden in. .
7 Mijn hart is gevestigd, Elohim, mijn hart is gevestigd. Ik zal zingen en ik zal musiceren.
8 Word wakker, mijn heerlijkheid, word wakker, citer en harp. Ik zal de dageraad wakker maken.
9 Ik zal U toejuichen onder de volken, mijn Heer; ik zal tot U musiceren onder de volkstammen.
10 Want Uw vriendelijkheid is groot, tot aan de hemelen, en tot aan de luchten is Uw trouw.
11 Wees verhoogd boven de hemelen, Elohim, over heel de aarde Uw heerlijkheid!
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 58
|
|