|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Raapm jezelf bijeen! Raapm jezelf bijeen, natie waar niet naar wordt verlangd!
2 Voordat een statuut wordt verwekt passeert de dag als rommel, voordat de hitte van de boosheid van JAHWEH over jullie komt, voordat de dag van boosheid van JAHWEH over jullie komt,
3 zoekm JAHWEH, alle nederigen van het land die Zijn verordening verricht hebben, zoekm rechtvaardigheid, zoekm nederigheid. Misschien zullen jullie verborgen worden in de dag van boosheid van JAHWEH.
4 Want zal verlaten worden en tot een troosteloosheid. - in het middaguur zullen zij haar uitdreven. En zal neergehakt worden.
5 Wee de inwoners van het district van de zee, de natie van de Keretieten! Het woord van JAHWEH is tegen jullie, , land van Filistijnen! En Ik zal jou vernietigen tot er geen inwoner zal zijn.
6 En het district van de zee wordt een hoeve, weidegronden van herders en ommuringen van een kudde kleinveen.
7 En het district wordt voor het overblijfsel van het huis van ; daarop zullen zij grazen. In de huizen van zullen zij zich in de avond neerleggen, want JAHWEH, hun Elohim, zal hen opmerken en Hij zal hun gevangenschap omkeren.
8 Ik hoor de smaad van en de beschimpingen van de zonen van , die Mijn volk smaden, en zij maken zich groot tegen hun grens. -
9 Daarom is het, zo waar Ik leef, zegt JAHWEH van legermachten met nadruk, de Elohim van Israël, dat zal worden als en de zonen van als , uitgespoelde plaatsen van de stekelige acanthus en een opgraving van zout en een troosteloosheid tot aan de aion. Het overblijfsel van Mijn volk zal hen plunderen en het restant van Mijn natie zal hun lotbezit nemen.
10 Dit zal voor hen zijn in plaats van hun praal, omdat zij smaden en zij zich groot maken tegen het volk van JAHWEH van legermachten.
11 Vreeswekkend is JAHWEH tegen hen, want Hij zal alle elohims van de aarde schraal maken. En allen van de kusten van de naties zullen tot Hem aanbidden, ieder uit zijn plaats.
12 Ook jullie, Kusieten*1), zij zullen door Mijn zwaard gesneuveld zijn!
13 En Hij zal Zijn hand uitstrekken tegen het noorden en Hij zal vernietigen en Hij zal plaatsen tot een troosteloosheid, een dorre plaats zoals de wildernis.
14 En bijeengedreven kudden zullen in haar midden neerliggen, elk dier van de natie. Ook de pelikaan, ook de egel zullen in haar bolkapitelen overnachten. Een stem zal zingen in het raam. Droogte is in het bekken, want de ceder zal ontbloot worden.
15 Dit is de vrolijke stad die in vertrouwen woont, die in haar hart zegt: Ik, en nog alleen ik. Hoe werd zij tot troosteloosheid, een neerligplaats voor het dier. Elk die aan haar passeert zal sissen, hij zal zijn hand heen en weer bewegen.
Noot:
1 - Kusieten - waarschijnlijk Ethiopiërs
Terug naar de indexpagina
Naar Sefanja 3
|
|