|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "Aan het einde van zeven jaren doe jij een loslating.
2 En dit is de zaak van de loslating: elke bezitter laat de lening van zijn hand los die hij uitleende aan zijn naaste. Hij zal het niet vorderen van zijn naaste of van zijn broeder, want het wordt een loslating aan JAHWEH genoemd.
3 Van de uitheemse zal jij vorderen, maar wat van jou werd van jouw broer, zal jouw hand loslaten,
4 alleen dat er onder jou geen behoeftige is, want JAHWEH zal zegenen, ja zegenen in het land dat JAHWEH, jouw Elohim, als lotbezit aan jou geeft om het te pachten.
5 Maar wanneer jij luistert, ja luistert naar de stem van JAHWEH, jouw Elohim, heel deze instructie in acht nemend om te doen wat ik vandaag aan jou als instructie geef,
6 dan zegent JAHWEH, jouw Elohim, jou, zoals Hij tot jou sprak. En jij zal vele naties aan jou borgstellingen doen geven, maar jij zal geen borgstelling geven. En jij heerst over vele naties en zij zullen niet over jou heersen.
7 Wanneer er onder jou een behoeftige zal zijn, één van jouw broeders in één van jouw poorten in jouw land dat JAHWEH, jouw Elohim, aan jou geeft, dan zal jij jouw hart niet star maken en zal jij jouw hand niet dicht doen voor jouw broeder, de behoeftige.
8 Want jij zal jouw hand voor hem open doen, ja open doen, en jij zal hem borgstelling laten geven, ja, jij laat hem borgstelling geven, toereikend voor zijn gebrek, wat hem ontbreekt.
9 Pas op voor jouzelf, opdat niet in jouw hart een woord van ontaardheid zal zijn, zeggend: Het zevende jaar is nabij, het jaar van de loslating, en jouw oog is kwaad tegen jouw broeder, de behoeftige, en jij geeft niet aan hem. Dan roept hij vanwege jou tot JAHWEH en het zal in jou zonde worden.
10 Jij zal aan hem geven, ja geven, en jouw hart zal niet kwaad zijn als jij aan hem geeft, want dankzij deze zaak zal JAHWEH, jouw Elohim, jou zegenen bij elke daad van jou en bij elke onderneming van jouw hand.
11 Want de behoeftige zal in het midden van het land niet ontbreken. Daarom geef Ik jou tot instructie, zeggend: Jij zal jouw hand open doen. ja open doen, voor jouw broeder, voor jouw nederige en voor de behoeftige in jouw land.
12 Indien jouw broeder zichzelf aan jou verkoopt, de Hebreeuwse man of de Hebreeuwse vrouw, en hij dient jou zes jaren, dan zal jij hem in het zevende jaar van jou wegzenden, vrij.
13 En wanneer jij hem vrij van jou heenzendt zal jij hem niet met lege handen heenzenden.
14 Jij zal hem meegeven, ja meegeven van jouw kleinvee en van jouw dorsvloer en van jouw wijnvat; van dat waarmee JAHWEH, jouw Elohim, jou zegende, zal jij aan hem geven.
15 En jij gedenkt dat jij dienaar werd in het land van en JAHWEH, jouw Elohim, jou vrij kocht. Daarom geef ik jou vandaag deze zaak als instructie.
16 Maar gebeurt het dat hij tot jou zegt: Ik zal niet bij jou uitgaan, omdat hij jou en jouw huis liefheeft, omdat het voor hem goed was bij jou,
17 dan neem jij de priem en jij doet hem in zijn oor en in de deur, en hij wordt jou tot dienaar voor de aion, en zo zal jij ook doen met jouw dienstmeisje.
18 Het zal niet hard zijn in jouw oog, wanneer jij hem vrij heenzendt van bij jou, want hij was dubbel de waarde van een huurling waard toen hij jou zes jaren diende. En JAHWEH, jouw Elohim, zegent jou bij alles wat jij zal doen.
19 Elke mannelijke eerstgeborene die in jouw grootvee en in jouw kleinvee geboren wordt, zal jij heiligen voor JAHWEH, jouw Elohim. Jij zal niet dienen met de eerstgeborene van jouw rund en jij zal de eerstgeborene van jouw kleinvee niet scheren.
20 Voor het aangezicht van JAHWEH, jouw Elohim, zal jij hem jaar na jaar eten in de plaats die JAHWEH zal kiezen, jij en jouw huis.
21 En wanneer er in hem een smet is, verlamd of blind, iets van een kwade smet, zal jij hem niet offeren aan JAHWEH, jouw Elohim.
22 In jouw poorten zal jij hem eten, de onreine en de reine samen, zoals met de gazelle en met het hert.
23 Maar zijn bloed zal jij niet eten. Op de aarde zal jij het als watermv uitgieten."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 16
|
|