|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "Jij zal aan JAHWEH, jouw Elohim, geen stier of stuk kleinvee offeren waarin een smet of enige kwade zaak is, want het is een afschuwelijkheid voor JAHWEH, jouw Elohim.
2 Wanneer er in jouw midden, in één van jouw poorten die JAHWEH, jouw Elohim, aan jou geeft, een man of een vrouw gevonden zal worden die het kwade doet in de ogen van JAHWEH, jouw Elohim, Zijn verbond overschrijdend,
3 en hij gaat en hij dient andere elohim en hij buigt zich voor hen neer en voor de zon of voor de maan of voor iets van het leger van de hemelen, iets wat ik niet als instructie geef,
4 en het wordt aan jou medegedeeld, en jij hoorde, en jij doet goed navraag, en aanschouw!, de waarheid over de zaak wordt gevestigd dat deze afschuwelijkheid in werd gedaan,
5 dan doe jij die man of die vrouw, die dit kwade ding deed, naar jouw poorten, de man of de vrouw, en jij stenigt hen met stenen. En zij sterven.
6 Op de mond van twee getuigen of drie getuigen zal de ter dood gebracht wordende ter dood gebracht worden. Hij zal niet ter dood gebracht worden op de mond van één getuige.
7 De hand van de getuigen zal als eerste tegen hem komen om hem ter dood te brengen en de hand van heel het volk als laatste. Zo neem jij het kwade weg uit jouw midden.
8 Wanneer de zaak tot rechtspraak moeilijk voor jou is, tussen bloed en bloed, tussen rechtverschaffing en rechtverschaffing, tussen delict en delict, zaken van twisten in jouw poorten, dan sta jij op en ga jij op naar de plaats die JAHWEH, jouw Elohim, daarvoor zal kiezen.
9 En jij komt tot de priesters, de eten, en tot de rechter die in die dagen zal zijn, en jij raadpleegt hen en zij vertellen jou het woord van het oordeel.
10 En jij doet naar de mond van het woord dat zij aan jou zullen vertellen vanaf de plaats die JAHWEH zal kiezen. En jij neemt in acht alles te doen wat zij jou onderrichten.
11 Op mond van de wet welke zij jou zullen onderrichten en naar het oordeel dat zij tot jou zullen zeggen, zal jij doen. Jij zal je niet terugtrekken van het woord dat zij aan jou zullen vertellen, rechts noch links.
12 En de man die doet in arrogantie door niet te luisteren naar de priester (die daar staat om de dienst van JAHWEH, jouw Elohim, te verrichten) of naar de rechter, dan sterft deze man. Zo neem jij het kwaad uit van .
13 En heel het volk zal horen en zij zullen vrezen; en zij zullen niet opnieuw arrogant handelen.
14 Wanneer jij komt tot het land dat JAHWEH, jouw Elohim, aan jou geeft en jij pacht het en jij woont er in, en jij zegt: Ik zal over mij een koning plaatsen, zoals alle naties die rondom mij zijn,
15 dan zal jij over jou een koning plaatsen, ja plaatsen, die JAHWEH, jouw Elohim, zal kiezen. Uit het midden van jouw broeders zal jij over jou een koning plaatsen. Jij kunt over jou niet een uitheemse man aanstellen die geen broeder van jou is.
16 Maar hij zal voor zichzelf geen paarden vermeerderen en hij zal het volk niet doen terugkeren naar , zodat zijn paarden vermeerderen, want JAHWEH, Hij zei tot jullie: Jullie zullen niet voortgaan weer op deze weg terug te keren.
17 En hij zal voor zich geen vrouwen vermeerderen en hij zal zijn hart niet terugtrekken, en zilver en goud zal hij voor zichzelf niet uitermate vermeerderen.
18 En het gebeurt wanneer hij op de troon van zijn koninkrijk zit, dat hij voor zichzelf een duplicaat van deze wet schrijft op een boekrol, van die welke voor het aangezicht van de priesters, de eten, is.
19 En die zal bij hem zijn en hij leest er in, alle dagen van zijn levenmv, opdat hij zal leren JAHWEH, zijn Elohim, te vrezen, om alle woorden van deze wet in acht te nemen en deze statuten te doen,
20 opdat hij niet zijn hart verheft boven zijn broeders en zodat hij niet terugtrekt van de instructie, rechts noch links, opdat hij de dagen over zijn koninkrijk zal verlengen, hij en zijn zonen temidden van ."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 18
|
|