|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "Er zal voor de priesters, de eten, heel de stam van , geen portie en lotbezit zijn bij . De vuuroffers van JAHWEH en Zijn lotbezit zullen zij eten.
2 En zal voor hem geen lotbezit zijn in het midden van zijn broeders. JAHWEH, Hij is zijn lotbezit, zoals Hij tot hem sprak.
3 En dit zal het toekomende deel van de priesters zijn van het volk, van die het slachtoffer offeren, hetzij een stier of een stuk kleinvee. Dan geeft men aan de priester het onderbeen en de wangen en de onderbuik.
4 Het eerste van jouw graan, van jouw druivensap en van jouw helder gemaakte olie en het eerste van de vacht van jouw kleinvee zal jij aan hem geven.
5 Want hem koos JAHWEH, jouw Elohim, uit al jouw stammen, om te staan en dienst te verrichten in de naam van JAHWEH, hij en zijn zonen, al de dagen.
6 En wanneer de et komt uit één van jouw poorten, ergens uit , daar waarheen hij tijdelijk verblijft, dan komt hij, met heel de hunkering van zijn ziel, naar de plaats die JAHWEH zal kiezen.
7 En hij verricht dienst in de naam van JAHWEH, zijn Elohim, zoals al zijn broeders, de eten, die daar staan voor het aangezicht van JAHWEH.
8 Portie per portie zullen zij eten, afgezien van zijn verkoopinkomsten van de vaders.
9 Wanneer jij komt tot het land dat JAHWEH, jouw Elohim, aan jou geeft, zal jij niet leren te doen naar de afschuwelijkheden van die naties.
10 Er zal onder jou niemand gevonden worden die zijn zoon en zijn dochter door het vuur doet passeren, die waarzeggerijen waarzegt, een wolk raadpleegt, voortekenen uitlegt, en die bezweert,
11 en met een betovering betovert, die een medium of helderziende vraagt en die de doden raadpleegt.
12 Want elk die deze dingen doet is een verafschuwing voor JAHWEH, en wegens deze afschuwelijkheden verdrijft JAHWEH, jouw Elohim, hen van voor jouw aangezicht.
13 Jij zal onberispelijk zijn met JAHWEH, jouw Elohim,
14 want deze naties, die jij verdrijft, luisteren naar hen die wolken raadplegen en tot waarzeggers. Maar jou staat JAHWEH, jouw Elohim, dat niet toe.
15 Een Profeet uit jouw midden, van jouw broeders, zoals ik, zal JAHWEH, jouw Elohim, doen opstaan. Naar Hem zullen jullie luisteren,
16 naar alles wat jij vroeg van JAHWEH, jouw Elohim, bij , in de dag van de samenkomst, zeggend: Ik zal niet voortgaan te horen naar de stem van JAHWEH, mijn Elohim, en dit grote vuur zal ik niet verder zien; en ik sterf niet.
17 En JAHWEH zei tot mij: Zij deden goed met wat zij spraken.
18 Een Profeet zal Ik voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals jij, en Ik geef Mijn woorden in Zijn mond; en Hij spreekt tot hen alles wat Ik Hem als instructie geef.
19 En het gebeurt dat de man die niet luistert naar Mijn woorden die Hij in Mijn naam zal spreken, Ik het van hem zal opeisen.
20 Maar de profeet die arrogant zal handelen door een woord in Mijn naam te spreken dat Ik hem niet instructie gaf te spreken, en die zal spreken in de naam van andere elohims, die profeet sterft.
21 En wanneer jij in jouw hart zal zeggen: Hoe zullen wij het woord weten dat JAHWEH niet sprak?
22 Wanneer de profeet zal spreken in de naam van JAHWEH en het woord gebeurt niet en het woord komt niet uit, dan is het een woord dat JAHWEH niet sprak; de profeet sprak het in arrogantie; jij zal voor hem niet terugdeinzen."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 19
|
|