|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "Wanneer een man een vrouw neemt en hij bezit haar, en het gebeurt dat zij geen genade vindt in zijn ogen (omdat hij in haar de naaktheid van iets vindt), dan schrijft hij voor haar een boekrol van echtscheiding en hij geeft die in haar hand en hij zendt haar heen van zijn huis.
2 En zij gaat uit van zijn huis en zij gaat en zij wordt van een andere man,
3 en de laatste man haat haar en hij schrijft voor haar een boekrol van scheiding en hij geeft die in haar hand en hij zendt haar heen van zijn huis, of dat de laatste man sterft die haar voor zich tot vrouw nam,
4 dan kan haar bezitter, de eerste die haar heen zond, niet terugkeren om haar te nemen om voor hem tot vrouw te zijn, nadat zij verontreinigd werd, want dat is afschuwelijkheid voor het aangezicht van JAHWEH. En jij zal geen zonde in het land brengen dat JAHWEH, jouw Elohim, aan jou als lotbezit geeft.
5 Wanneer een man een nieuwe vrouw neemt zal hij niet uitgaan in het leger, noch passeert men op hem enige zaak. Hij is gevrijwaard voor zijn huis, één jaar, en hij is verheugd met zijn vrouw, die hij nam.
6 Jij zal niet beide maalstenen tot onderpand nemen of de bovenste maalsteen, want dan neem je de ziel als onderpand.
7 Wanneer een man gevonden wordt, een ziel stelend van zijn broeders, van de zonen van , en hij maakt van hem roerend goed, en hij verkoopt hem, dan sterft de dief. En jij neemt het kwaad weg uit jouw midden.
8 Pas op voor besmetting door melaatsheid, door uitermate alles in acht te nemen en te doen wat de priesters, de eten, jullie zullen onderrichten. Zoals ik hen instructie gaf zullen jullie in acht nemen te doen.
9 Gedenk wat JAHWEH, jouw Elohim, deed met op de weg bij jullie uitgaan vanuit .
10 Wanneer jij aan jouw naaste een lening van iets uitleent, zal jij niet zijn huis binnenkomen om zijn onderpand tot borgstelling te nemen.
11 Jij zal buiten staan en de man aan wie jij uitleende zal het onderpand voor jou naar buiten doen uitgaan.
12 En indien hij een nederig man is, zal jij niet in zijn onderpand neerliggen.
13 Jij zal het onderpand aan hem terugbrengen, ja terugbrengen, bij het ondergaan van de zon; dan ligt hij neer in zijn gewaad en hij zegent jou, en het zal voor jou rechtvaardigheid worden voor het aangezicht van JAHWEH, jouw Elohim.
14 Jij zal een nederige en behoeftige huurling niet uitbuiten, van jouw broeders of van de tijdelijke verblijver die in jouw land is, in jouw poorten.
15 Op zijn dag zal jij hem zijn loon geven en de zon zal niet over hem ondergaan (want hij is nederig en daarvoor verheft hij zijn ziel), dan zal hij niet over jou roepen tot JAHWEH; anders wordt het een zonde in jou.
16 Vaders zullen niet ter dood gebracht worden vanwege zonen en zonen zullen niet ter dood gebracht worden vanwege vaders. Ieder zal ter dood gebracht worden om zijn eigen zonde.
17 Jij zal het recht doen van een tijdelijke verblijver of wees niet doen afbuigen en jij zal het kledingstuk van een weduwe niet als onderpand nemen.
18 En gedenk dat jij dienaar was in en dat JAHWEH, jouw Elohim, jou van daar vrijkocht; daarom geef Ik jou instructie deze zaak te doen.
19 Wanneer jij jouw oogst in jouw veld oogst en jij vergeet een schoof in het veld, zal jij niet terugkeren om hem te nemen. Hij zal zijn voor de tijdelijke verblijver, voor de wees en voor de weduwe, opdat JAHWEH, jouw Elohim, jou zal zegenen in elke daad van jouw handen.
20 Wanneer jij jouw olijfboom uitklopt zal jij niet het gebladerte achter jou doorzoeken; voor de tijdelijke verblijver, voor de wees en voor de weduwe zal het zijn.
21 Wanneer jij jouw wijngaard plukt, zal jij niet achter jou schoon rapen; voor de tijdelijke verblijver, voor de wees en voor de weduwe zal het zijn.
22 En jij gedenkt dat jij dienaar was in het land van ; daarom geef Ik jou instructie deze zaak te doen."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 25
|
|