|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "Wanneer er een twist is tussen mannen en zij komen dichtbij voor het oordeel en zij spreken hen recht, dan rechtvaardigen zij de rechtvaardige en zij veroordelen de slechte.
2 En het gebeurt, indien de slechte een zoon van neerslaan is, dat de rechter hem doet vallen en hij laat hem slaan voor zijn aangezicht, als quotum naar het getal van zijn slechtheid.
3 Veertig slagen doet men hem slaan. Men zal niet toevoegen, opdat men niet toevoegt te slaan boven deze vele slagen. Jouw broeder wordt onteerd voor jouw ogen.
4 Jij zal een stier bij zijn dorsen niet muilbanden.
5 Wanneer broeders samen wonen en één van hen sterft en er is voor hem geen zoon, zal de vrouw van de dode niet naar buiten gaan, naar een onbekende man; haar zwager zal tot haar komen en haar voor zich tot vrouw nemen en hij sluit het zwagerhuwelijk met haar.
6 En het zal zijn: de eerstgeborene die zij zal baren zal de naam van zijn broeder, de dode, dragen, en zijn naam zal niet uit uitgewist worden.
7 En indien de man niet geneigd is zijn schoonzuster te nemen, dan gaat zijn schoonzuster naar de poort, naar de oudsten, en zij zegt: Mijn zwager weigert op te staan voor de naam van zijn broeder in , hij wil geen zwagerhuwelijk met mij sluiten.
8 Dan roepen de oudsten van zijn stad tot hem en zij spreken met hem. En hij staat en hij zegt: Ik ben niet geneigd haar te nemen.
9 En zijn schoonzuster komt dicht bij hem, voor de ogen van de oudsten, en zij trekt zijn sandaal van zijn voet en zij spuugt in zijn gezicht. En zij antwoordt en zij zegt: Zo zal gedaan worden met de man die niet het huis van zijn broeder bouwt.
10 En zijn naam wordt in genoemd: Huis van de uitgetrokken wordende sandaal.
11 Wanneer mannen een tweegevecht hebben, een man met zijn broeder, en de vrouw van de ene nadert om haar man te redden uit de hand van hem die hem slaat en zij steekt haar hand uit en zij houdt zijn schaamdelen vast,
12 dan hak jij haar handpalm af. Jouw oog zal geen medelijden hebben.
13 Er zal voor jou in jouw buidel geen steen en een andere steen zijn, een grote en een kleine.
14 Er zal voor jou in jouw huis geen efa en een andere efa zijn, een grote en een kleine.
15 Er zal voor jou een billijke, juiste steen zijn, een efa, billijk en juist zal er voor jou zijn, opdat jouw dagen verlengd zullen worden op de grond die JAHWEH, jouw Elohim, aan jou geeft.
16 Want elk die deze dingen doet, al wie onrechtvaardigheid doet, is een verafschuwing voor JAHWEH, jouw Elohim.
17 Gedenk wat tegen jou deed op de weg bij jullie uitgaan uit ,
18 dat hij jou op de weg ontmoette en hij alle achterblijvenden achter jou afkortte, en jij flauw viel en vermoeid was; en hij vreesde Elohim niet.
19 En het gebeurt wanneer JAHWEH, jouw Elohim, jou rust geeft van al jouw vijanden rondom, in het land dat JAHWEH, jouw Elohim, aan jou als lotbezit geeft om het te pachten, dat jij de gedachtenis aan zal uitwissen van onder de hemelen. Jij zal niet vergeten."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 26
|
|