|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "En het gebeurt wanneer jij tot het land komt dat JAHWEH, jouw Elohim, als lotbezit aan jou geeft en jij het pacht en jij er in woont,
2 dat jij van de eerste van alle vrucht van de grond neemt die jij brengt van jouw land, dat JAHWEH, jouw Elohim, aan jou geeft. En jij plaatst het in de mand en jij gaat naar de plaats die JAHWEH, jouw Elohim, zal kiezen om daar Zijn Naam te doen verblijven.
3 En jij komt tot de priester die er in die dagen zal zijn en jij zegt tot hem: Ik belijd vandaag aan JAHWEH, jouw Elohim, dat ik kwam tot het land dat JAHWEH zwoer aan onze vaders aan ons te geven.
4 En de priester neemt de mand uit jouw hand en hij laat hem achter voor het aangezicht van het altaar van JAHWEH, jouw Elohim.
5 En jij antwoordt en jij zegt voor het aangezicht van JAHWEH, jouw Elohim: Mijn vader was een Arameër die verloren was, en hij daalde af naar en hij verbleef daar tijdelijk met een weinig aan volwassen mannen en hij werd daar tot een grote natie, robuust en talrijk.
6 En de naren deden ons kwaad en zij vernederden ons en zij legden ons een harde dienst op.
7 En wij schreeuwden tot JAHWEH, Elohim van onze vaders, en JAHWEH hoorde onze stem en Hij zag onze vernedering en ons gezwoeg en onze verdrukking.
8 En JAHWEH deed ons met standvastige hand uitgaan uit en met uitgestrekte arm en met vreeswekkende daden en met tekenen en met wonderen.
9 En Hij bracht ons naar deze plaats en Hij geeft aan ons dit land, gutsend van melk en honing.
10 En nu, aanschouw!, ik breng de eerste van de vrucht van de grond die U, JAHWEH, aan mij gaf. En jij laat het achter voor het aangezicht van JAHWEH, jouw Elohim, en jij buigt jezelf neer voor het aangezicht van JAHWEH, jouw Elohim.
11 En jij verheugt je in al het goede dat JAHWEH, jouw Elohim, aan jou geeft en aan jouw huis, jij en de et en de tijdelijke verblijver die in jouw midden is.
12 En wanneer jij beëindigt de tiende te geven van alle tienden van jouw opbrengst in het derde jaar, het jaar van de tiende, dan geef jij het aan de et, aan de tijdelijke verblijver, aan de wees en aan de weduwe, opdat zij eten in jouw poorten en zij verzadigd worden.
13 Dan zeg jij voor het aangezicht van JAHWEH, jouw Elohim: Ik nam uit de heilige gave van het huis en ik gaf het ook aan de et en aan de tijdelijke verblijver, aan de wees en aan de weduwe, geheel naar Uw instructie die U mij als instructie gaf. Ik week niet van Uw instructies af en ik heb niet vergeten.
14 Ik at er niet van in mijn leed en ik nam er niet uit in onreinheid en ik gaf er niet van voor de dode. Ik luisterde naar de stem van JAHWEH, mijn Elohim. Ik deed naar alles wat U mij instructie gaf.
15 Staar vanuit de bewoning van Uw heiligheid, vanuit de hemelen, en zegen Uw volk en de grond die U aan ons gaf, zoals U zwoer aan onze vaders, een land gutsend van melk en honing.
16 Deze dag geeft JAHWEH, jouw Elohim, aan jou instructie deze statuten en de verordeningen te doen. En jij neemt ze in acht en jij doet ze met heel jouw hart en met heel jouw ziel.
17 Aan JAHWEH verzeker jij vandaag dat Hij jou tot Elohim zal zijn en dat jij in Zijn wegen zal gaan en Zijn statuten in acht zal nemen en Zijn instructies en Zijn verordeningen, en naar Zijn stem zal luisteren.
18 En JAHWEH, Hij verzekert jou vandaag dat jij voor Hem een volk van speciaal bezit zal zijn, zoals Hij tot jou sprak, al Zijn instructies in acht nemend,
19 en aan jou de suprematie gevend over alle naties die Hij maakte, tot lofprijzing en tot naam en tot schoonheid, en voor jou om een heilig volk voor JAHWEH, jouw Elohim, te zijn, zoals Hij sprak."
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 27
|
|