|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 "En nu, , luister naar de statuten en naar de verordeningen die ik jullie onderwijs, en doe ze, opdat jullie zullen leven en jullie binnen komen en jullie het land pachten dat JAHWEH, de Elohim van jullie vaders, jullie aan het geven is.
2 Jullie zullen niet toevoegen aan het woord dat ik jullie als instructie geef en jullie zullen er niet van verminderen, maar de instructies van JAHWEH, jullie Elohim, in acht nemen die ik jullie als instructie geef.
3 Het waren jullie ogen die zagen wat JAHWEH deed met , want elke man die achter aan ging, werd door JAHWEH, jouw Elohim, uit jouw midden uitgeroeid.
4 En jullie die aankleefden aan JAHWEH, jullie Elohim, jullie zijn allen vandaag in leven.
5 Zie! Ik onderwees jullie de statuten en de verordeningen zoals JAHWEH, mijn Elohim, mij instructie gaf te doen in het midden van het land waarin jullie binnen komen om het te pachten.
6 En jullie nemen in acht en jullie doen, want dat is jullie wijsheid en jullie verstand in de ogen van de volken die zullen horen van al deze statuten, en zij zeggen: Zeker, deze grote natie is wijs en begrijpend.
7 Want welke is de grote natie die een elohim zo nabij zich heeft als JAHWEH, onze Elohim, in al ons roepen tot Hem?
8 En welke is de grote natie die voor zich rechtvaardige statuten en verordeningen heeft zoals heel deze wet, die ik vandaag voor jullie aangezichten geef.
9 Maar pas op! Bewaar uitermate jouw ziel (opdat jij niet de dingen vergeet die jouw ogen zagen), opdat zij niet terugtrekken van jouw hart, alle dagen van jouw levenmv. Maak ze bekend aan jouw zonen en aan de zonen van jouw zonen.
10 In de dag waarin jij stond voor het aangezicht van JAHWEH, jouw Elohim, bij , zei JAHWEH tot mij: Doe het volk voor Mij samenkomen en Ik doe hen Mijn woorden horen, die zij zullen leren, Mij vrezend, alle dagen die zij in leven zijn op de grond. En hun zonen zullen zij onderwijzen.
11 En jullie naderden en jullie stonden onderaan de berg, en de berg werd verteerd door het vuur tot aan het hart van de hemelen met duisternis, wolken en mistige donkerheid.
12 En JAHWEH sprak tot jullie vanuit het midden van het vuur, en jullie horen het geluid van woorden, maar jullie zagen geen representatie, uitgezonderd een stem.
13 En Hij vertelde jullie zijn verbond dat Hij aan jullie instructie gaf te doen: de tien woorden. En Hij schreef ze op twee stenen platen.
14 En JAHWEH gaf mij in die tijd instructie jullie statuten en verordeningen te onderwijzen, voor jullie, om ze te doen in het land waarheen jullie zullen oversteken om het te pachten.
15 En jullie nemen je uitermate in acht voor jullie zielen. Want jullie zagen geen enkele representatie in de dag dat JAHWEH tot jullie sprak bij , vanuit het midden van het vuur,
16 opdat jullie geen verderf over jezelf brengen en jullie voor julliezelf beeldsnijwerk maken, een representatie van enig figuur, een model van een mannelijke of een vrouwelijke,
17 een model van enig beest dat op de aarde is, een model van enige gevleugelde vogel die in de hemelen vliegt,
18 een model van enig bewegend dier op de grond, een model van enige vis die in het watermv onder de aarde is,
19 opdat jij niet jouw ogen opheft naar de hemelen en jij de zon ziet en de maan en de sterren, heel het leger van de hemelen, en jij wordt aangedreven en jij jezelf voor hen neerbuigt en jij hen dient die JAHWEH, jouw Elohim, toebedeelde aan alle volken onder alle hemelen.
20 En JAHWEH nam jullie en Hij deed jullie uitgaan uit de ijzeren smeltkroes, vanuit , om voor Hem tot volk van het lotbezit te zijn, zoals in deze dag.
21 En JAHWEH was boos op mij vanwege jullie woorden en Hij zwoer zodat ik niet de zal oversteken en dat ik niet zal binnen komen in het goede land dat JAHWEH, jouw Elohim, als lotbezit gaat geven.
22 Want ik ben stervend in dit land. Ik steek de niet over, maar jullie zijn het die oversteken en jullie pachten dit goede land.
23 Past op voor julliezelf, opdat jullie niet het verbond van JAHWEH, jullie Elohim, vergeten, dat Hij met jullie sneed, en jullie voor julliezelf beeldsnijwerk maken, een representatie van iets waartegen JAHWEH, jouw Elohim, aan jouw instructie gaf.
24 Want JAHWEH, jouw Elohim, is een verslindend vuur. Hij is een jaloerse El.
25 Wanneer jij zonen en zonen van zonen verwekt en jullie uitrusten in het land en jullie handelen corrupt en jullie beeldsnijwerk maken, een representatie van iets, en jullie doen het kwade in de ogen van JAHWEH, jouw Elohim, om Hem te tergen,
26 dan betuig ik vandaag tegen jullie, bij de hemelen en de aarde, dat jullie vlug zullen vergaan, ja vergaan van het land waarheen jullie de oversteken om het te pachten. Jullie zullen je dagen er in niet verlengen, want jullie zullen uitgeroeid, ja uitgeroeid worden.
27 JAHWEH doet jullie verstrooien onder de volken en van jullie zullen volwassen mannen overblijven, een klein getal, onder de naties waarheen JAHWEH jullie wegvoert.
28 En daar dienen jullie elohim, maaksel van mensenhanden, van hout en steen, die niet zien en niet horen en niet eten en niet ruiken.
29 En jullie zoeken vanaf daar JAHWEH, jouw Elohim, en jij vindt Hem, want jij raadpleegt Hem met heel jouw hart en met heel jouw ziel.
30 In jouw benauwdheid, wanneer al deze dingen jou vinden in de latere van de dagen, dan keer jij terug tot JAHWEH, jouw Elohim en luister jij naar Zijn stem.
31 Want JAHWEH, jouw Elohim, is een mededogende El. Hij zal jou niet loslaten en Hij zal over jou geen verderf brengen en Hij zal het verbond van jouw vaders, dat Hij tot hen zwoer, niet vergeten.
32 Want vraag, alstublieft, naar de vroegere dagen, die vóór jou waren, vanaf de dag dat Elohim de mens op de aarde schiep, en tot vanaf het einde van de hemelen en tot aan het einde van de hemelen. Gebeurde er iets als deze grote zaak of werd er iets gehoord zoals dit?
33 Hoorde een volk de stem van Elohim, sprekend vanuit het midden van het vuur, zoals jij hoorde, en het leeft?
34 Of probeerde een elohim te komen om voor zich een natie te nemen uit het midden van een natie, door beproevingen, door tekenen en door wonderen en door oorlog en door een standvastige hand en door een uitgestrekte arm en door grote, vreeswekkende daden, zoals alles wat JAHWEH, jullie Elohim, voor jullie, voor jullie ogen, deed in ?
35 Jij, jij kreeg dit te zien om te weten dat JAHWEH de Elohim is. Er is geen andere dan Hij.
36 Vanuit de hemelen deed Hij jou Zijn stem horen om jou te disciplineren. En op de aarde deed Hij jou Zijn grote vuur zien, en jij hoorde Zijn woorden vanuit het midden van het vuur.
37 En omdat Hij jouw vaders liefhad en hun zaad na hen verkoos, deed Hij jou uitgaan vanuit , voor Zijn aangezicht en door Zijn grote energie,
38 grotere en krachtiger naties dan jij verdrijvend van voor jouw aangezicht, jou brengend in en aan jou gevend hun land als lotbezit, zoals het deze dag is.
39 En jij weet het vandaag en jij doet terugkeren tot jouw hart dat JAHWEH de Elohim is, boven, in de hemelen, en beneden, op de aarde. Er is geen andere.
40 En neem Zijn statuten waar en Zijn instructies, die ik jou vandaag als instructie geef, opdat het goed voor jou zal zijn en voor jouw zonen na jou, opdat jij de dagen op de grond zal verlengen die JAHWEH, jouw Elohim, aan jou geeft, al de dagen."
41 Toen deed drie steden afscheiden aan de overkant van de , in de richting van de zonsopgang,
42 om daarheen te vluchten wie een moordenaar is, die zonder voorkennis zijn naaste vermoordt en hem niet haat, gisteren en eergisteren. En hij vlucht naar één van deze steden en hij leeft.
43 in de wildernis, in het land van het plateau voor de ieten, en in voor de ieten, en in voor de Manassieten.
44 En dit is de wet die plaatste voor de aangezichten van de zonen van .
45 Deze zijn de getuigenissen en de statuten en de verordeningen die sprak tot de zonen van bij hun uitgaan vanuit ,
46 aan de overkant van de , in het ravijn tegenover , in het land van , koning van de Amoriet, die woonde in , die door en de zonen van werd neergeslagen bij hun uitgaan vanuit .
47 En zij pachten zijn land en het land van , koning van de , twee van de koningen van de Amorieten, die aan de overkant van de waren, in de richting van de opgang van de zon,
48 vanaf , dat op de bergkam van de wadi van is, tot aan de berg (dat is de ),
49 en heel de aan de overkant van de , in de richting van de zonsopgang, tot aan de Zee van de , onderaan de hellingen van de .
Terug naar de indexpagina
Naar Deuteronomium 5
|
|