|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En een man uit het huis van gaat en neemt een dochter van .
2 En de vrouw wordt zwanger en zij baart een zoon. En zij ziet aan hem dat hij goed is en zij zondert hem drie maanden af.
[Commentaar]
3 En zij kan hem niet verder afzonderen. En zij neemt voor hem een ark van papyrus en zij besmeert die met asfalt en met pek. En zij plaatst de jongen daarin en zij plaatst hem in het rietgras aan de oever van de .
4 En zijn zuster stelt zich van verre op om te weten wat met hem wordt gedaan.
5 En een dochter van daalt af om te baden in de . En haar jonge meisjes gaan op de kant van de . En zij ziet de ark te midden van het rietgras en zij zendt haar dienstmeisje en zij neemt hem.
6 En zij opent hem en zij ziet hem, het kind. En aanschouw! De knaap huilt. En zij spaart hem en zij zegt: "Dit is een van de jongens van deze Hebreeën!"
7 En zijn zuster zegt tot de dochter van : "Zal ik gaan en voor u een zogende vrouw halen uit de Hebreeuwse vrouwen? En zal zij voor u de jongen zogen."
8 En de dochter van zegt tot haar: "Ga!" En de jonge vrouw gaat en zij roept de moeder van de jongen.
9 En de dochter van zegt tot haar: "Laat deze jongen gaan en zoog hem voor mij en ik zal jou jouw loon geven." En de vrouw neemt de jongen en zij zoogt hem.
10 En de jongen wordt groot. En zij brengt hem bij de dochter van en hij is voor haar tot zoon. En zij noemt zijn naam en zij zegt: "Want uit het watermv verwijderde ik hem."
11 En het gebeurt in die dagen dat groot wordt en hij gaat uit naar zijn broeders. En hij ziet naar hun lasten en hij ziet een Egyptische man een Hebreeuwse man neerslaan, één van zijn broeders.
12 En hij wendt zich om, zo en zo, en hij ziet dat er niemand is. En hij slaat de Egyptenaar neer en hij begraaft hem in het zand.
13 En hij gaat in de tweede dag uit, en aanschouw!, twee Hebreeuwse mannen bestrijden elkaar. En hij zegt tot de slechte: "Waarom sla jij jouw naaste neer?"
14 En hij zei: "Wie plaatste jou als overste en rechter over ons? Zeg jij dit om mij te doden, net zoals jij de Egyptenaar doodde?" En vreest en hij zegt: "Hij is zeker bekend met de zaak!"
15 En hoort van deze zaak en hij zoekt te doden. En rent weg van voor het aangezicht van en hij woont in het land van . En hij zit op de put.
16 En een priester van had zeven dochters en zij komen en zij putten water. En zij vullen de troggen om het kleinvee van hun vader te doen drinken.
17 En de herders komen en ze drijven hen uit. En staat op en hij redt hen en hij geeft hun kleinvee te drinken.
18 En zij komen bij , hun vader, en hij zegt: "Wat is de reden dat jullie vandaag haast maken met komen?"
19 En zij zeggen: "Een Egyptische man redde ons uit de hand van de herders en ook putte hij voor ons water uit de waterputten en hij gaf het kleinvee te drinken."
20 En hij zegt tot zijn dochters: "En waar is hij? Waarom verlieten jullie de man? Roept hem en hij zal brood eten."
21 En is gezind om bij de man te wonen. En hij geeft , zijn dochter, aan .
22 En zij baart een zoon en hij noemt zijn naam , want hij zei: "Tijdelijk verblijver ben ik in een uitheems land."
23 En het gebeurt in die vele dagen dat de koning van sterft. En de zonen van zuchten onder de dienst. En zij schreeuwen het uit en hun hulpgeroep gaat op naar de Elohim, vanwege de dienst.
24 En Elohim hoort hun gekreun en Elohim gedenkt Zijn verbond met , met en met .
25 En Elohim ziet de zonen van en Elohim weet.
Terug naar de indexpagina
Naar Exodus 3
|
|