|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En weidde het kleinvee van , zijn schoonvader, priester van . En hij leidde het kleinvee achter de wildernis en hij komt bij de berg van de Elohim, bij .
2 En een boodschapper van JAHWEH verschijnt aan hem in een vuurgloed van vuur, middenin de doornstruik. En hij ziet en aanschouw!, de doornstruik brandt in het vuur, maar de doornstruik wordt niet verslonden!
3 En zegt: "Alstublieft! Ik trek mij terug en ik zal dit grote verschijnsel bekijken, en zien waarom de doornstruik niet wordt verteerd."
4 En JAHWEH ziet dat hij zich terugtrekt om te zien. En Elohim roept tot hem vanuit het midden van de doornstruik en Hij zegt: "! !" En hij zegt: "Aanschouw mij!"
5 En Hij zei: "Het moet niet zo zijn dat jij naderbij komt, hierheen! Ontdoe je van jouw sandalen van je voeten, want de plaats waarop je staat is grond van heiligheid."
6 En hij zegt: "Ik ben Elohim van jouw vader, Elohim van , Elohim van en Elohim van ." En verbergt zijn gezicht, want hij vreest om naar de Elohim te kijken.
7 En JAHWEH zegt: "Ik zie, ja zie de vernedering van Mijn volk dat in is en Ik hoor hun geschreeuw van voor de gezichten van hun taakeisers. Want Ik ken hun pijnen.
8 En Ik daal neer om hen te redden uit de hand van Egypte en om hen te doen opgaan uit het land naar een land dat goed en wijd is, naar een land dat gutst van melk en honing, naar de plaats van de Kanaäniet en de Hethiet en de Amoriet en de Perizziet en de Chiwwiet en de Jebusiet.
9 En nu, aanschouw! Het geschreeuw van de zonen van kwam tot Mij en Ik zag ook de verdrukking waarmee de Egyptenaren hen verdrukken.
10 En nu, ga! En Ik zend jou naar en doe Mijn volk, de zonen van , uitgaan uit ."
11 En zegt tot de Elohim: "Wie ben ik dat ik naar zal gaan en dat ik de zonen van uit doe gaan uit ?"
12 En Hij zegt: "Ik ben met jou. En dit is voor jou het teken: Wanneer Ik jou zend om het volk uit te doen uitgaan, zullen jullie de Elohim op deze berg dienen."
13 En zegt tot de Elohim: "Aanschouw! Ik kom bij de zonen van en ik zeg tot hen: 'De Elohim van jullie vaderen zendt mij tot jullie,' en zij zeggen tot mij: 'Wat is Zijn Naam?', wat zal ik tot hen zeggen?"
14 En Elohim zegt tot : "Ik ben die Ik ben." En Hij zegt: "Zo zeg jij tot de zonen van : 'Ik ben' zendt mij tot jullie."
15 En Elohim zegt verder tot : "Zo zeg jij tot de zonen van : 'JAHWEH, Elohim van jullie vaders, Elohim van , Elohim van en Elohim van , Hij zendt mij tot jullie. Dit is Mijn Naam voor de aion en dit is Mijn gedachtenis voor generatie na generatie.'
16 Ga en verzamel de oudsten van bijeen en jij zegt tot hen: 'JAHWEH, Elohim van jullie vaders, verscheen aan mij, de Elohim van , en , zeggend: 'Opmerkend merkte Ik op jullie en wat jullie wordt aangedaan in .
17 En Ik zeg dat Ik jullie doe opgaan uit de vernedering van naar het land van de Kanaäniet en de Hethiet en de Amoriet en de Perizziet en de Chiwwiet en de Jebusiet, naar een land gutsend van melk en honing.'
18 En zij luisteren naar jouw stem en jij komt, jij en de oudsten van , tot de koning van en jullie zullen tot hem zeggen: 'JAHWEH, Elohim van de Hebreeën, Hij ontmoette ons. En nu, alstublieft, zullen wij gaan, een weg van drie dagen, in de wildernis en wij zullen offeren aan JAHWEH, onze Elohim.'
19 En Ik, Ik weet dat hij, de koning van , jullie niet zal geven te gaan, ook niet door een standvastige hand.
20 En Ik zal Mijn hand zenden en Ik sla met al Mijn wonderbaarlijke dingen die Ik in zijn midden zal doen. En daarna zendt hij jullie weg.
21 En Ik geef dit volk genade in de ogen van de Egyptenaren. En het gebeurt wanneer jullie gaan, dat jullie niet met lege handen gaan.
22 En iedere vrouw vraagt van haar buurvrouw en van die tijdelijk verblijft in haar huis, voorwerpen van zilver en voorwerpen van goud en kledingstukken. En jullie plaatsen die op jullie zonen en op jullie dochters en jullie ontrukken de Egyptenaren.
Terug naar de indexpagina
Naar Exodus 4
|
|