Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven
tussen 593 en 565 voor Christus,
tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.

Hoofdstuk 19

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 En jij, hef een klaaglied aan voor de vorsten van IsraëlIsraël = strijder van God,
2 en zeg: Wat was jouw moeder? Een leeuwin? Te midden van de leeuwen legde zij zich neer, te midden van de beschutte leeuwen bracht zij haar welpen groot.
3 En zij verhief één van haar welpen. Hij werd een beschutte leeuw en hij leerde een prooi in stukken te scheuren. Hij verslond mensen!
4 En naties werden tot hem ontboden. Hij werd vastgegrepen in hun groeve en zij brachten hem met gaffels naar het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn).
5 En zij zag dat zij verwachtte en haar hoop was vergaan. En zij nam één van haar welpen en plaatste hem tot beschutte leeuw.
6 En hij wandelde te midden van de leeuwen. Hij werd een beschutte leeuw. En hij leerde een prooi in stukken te scheuren. Hij verslond mensen.
7 En hij kende zijn weduwen en hij deed hun steden verlaten zijn. En het land en haar volheid werd troosteloos door het geluid van zijn gebrul.
8 En naties keerden zich tegen hem, rondom, uit de provincies, en zij spreidden over hem hun net uit; in hun groeve werd hij vastgegrepen.
9 En zij gaven hem in de kooi, met haken, en zij brachten hem naar de koning van BabelBabel = wirwar. Zij brachten hem naar de bergvestingen, opdat zijn stem niet meer gehoord wordt op de bergen van IsraëlIsraël = strijder van God.
10 Jouw moeder was als de wijnstok in jouw gelijkenis, overgeplant aan wateren. Zij werd vruchtdragend en vol grote takken, vanwege de vele wateren.
11 En zij werden voor haar tot sterke hoofdstammen, tot scepters van heersers. En zijn statuur werd verheven te midden van de verstrengelde takken. En hij werd gezien in zijn verhevenheid, door de veelheid van zijn takken.
12 Maar zij werd in woede uitgeplukt, op de aarde werd zij neergegooid. En de oostenwind deed haar vrucht opdrogen. Zij werden afgerukt en zij droogden op. De hoofdstam van haar sterkte, vuur verslond haar.
13 En nu is ze overgeplant in de wildernis, in een land van dorheid en dorst.
14 En vuur ging uit van de hoofdstam van haar tak-uitlopers. Ze verslond haar vrucht. En er was niets in haar sterke hoofdstam, een scepter om te heersen. Het is een klaaglied en ze zal tot klaaglied worden.

Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 20
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.