Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven
tussen 593 en 565 voor Christus,
tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.

Hoofdstuk 20

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 En het was in het zevende jaar, in de vijfde maand, in de tiende van de maand, dat mannen van de oudsten van IsraëlIsraël = strijder van God kwamen om JAHWEH te raadplegen. En zij zaten voor mijn aangezicht.
2 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
3 Zoon van de mens, spreek tot de oudsten van IsraëlIsraël = strijder van God en zeg tot hen: Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Kwamen jullie om Mij te raadplegen? Zo waar Ik leef, Ik word niet door jullie geraadpleegd, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
4 Zal jij hen beoordelen, zal jij beoordelen, zoon van de mens? Maak hen de afschuwelijkheden van hun vaders bekend!
5 En zeg tot hen: Zo zegt mijn Heer JAHWEH! In de dag dat Ik IsraëlIsraël = strijder van God koos en Ik Mijn hand ophief naar het zaad van het huis van JakobJakob = hielenlichter en Ik aan hen bekend werd in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) en Ik Mijn hand ophief naar hen, zeggend: Ik ben JAHWEH, jullie Elohim,
6 in die dag hief Ik Mijn hand naar hen op om hen te doen uitgaan van het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), naar een land dat Ik voor hen verkende, gutsend van melk en honing. Zij is statigheid voor alle landen. 6 Daarom, zeg tot de zonen van Israël: Ik ben JAHWEH en Ik leid jullie uit van onder de lasten van de Egyptenaren en Ik red jullie van hun dienstbetoon en Ik verlos jullie met een uitgestrekte arm en met grote oordelen.
7 En Ik neem jullie aan als Mijn volk en Ik wordt jullie tot Elohim. En jullie weten dat Ik JAHWEH ben, jullie Elohim, Die jullie uitleidt van onder de lasten van de Egyptenaren.
8 En Ik breng jullie naar het land dat Ik optilde in Mijn hand, het gevend aan Abraham, aan Isaäk en aan Jakob, en Ik geef het aan jullie als lotdeel. Ik ben JAHWEH. (SW)
[Exo. 6:6-8]

7 En Ik zei tot hen: Ieder werpe de gruwelen van zijn ogen weg en het moet niet zo zijn dat jullie jezelf met de drollenafgoden van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) verontreinigen. Ik ben JAHWEH, jullie Elohim.
8 Maar zij rebelleerden tegen Mij en zij wilden niet naar Mij luisteren. Ieder gooide niet de gruwelen van zijn ogen weg en de drollenafgoden van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) verlieten zij niet. En Ik zei dat Ik Mijn woede over hen zou uitgieten, Mijn boosheid tegen hen uitputtend makend, midden in het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn).
9 En Ik deed het omwille van Mijn Naam, zodat Die niet ontwijd zou worden voor de ogen van de naties, in wiens midden zij zijn, voor wiens ogen Ik bekend werd, hen uit het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) doen gaande.
10 En Ik deed hen uitgaan uit het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn) en Ik bracht hen naar de wildernis. En jullie zullen Mijn verordeningen en Mijn oordelen waarnemen, want de mens die ze doet zal er in leven. Ik ben JAHWEH! (SW) [Lev. 18:5]
11 En Ik gaf aan hen Mijn statuten en Ik maakte hen Mijn verordeningen bekend. De mens die ze doet, hij leeft door hen.
12 En ook Mijn sabbatten gaf Ik aan hen, om te zijn tot teken tussen Mij en tussen hen, om te weten dat Ik JAHWEH ben Die hen heilig maakt.
13 Maar het huis van IsraëlIsraël = strijder van God rebelleerde in de wildernis. Zij gingen niet naar Mijn statuten en zij verwierpen Mijn verordeningen. Wie ze doet, de mens zal er door leven. En Mijn sabbatten ontwijdden ze uitermate. En Ik sprak om Mijn woede over hen uit te gieten in de wildernis, om een einde aan hen te maken.
14 En Ik deed het omwille van Mijn Naam, zodat Die niet ontwijd zou worden voor de ogen van de naties, welke Ik voor hun ogen deed uitgaan.
15 En ook hief Ik Mijn hand naar hen op in de wildernis, zodat Ik hen niet zou brengen naar het land dat Ik gaf, gutsend van melk en honing; het is een statigheid voor al de landen, Ik, JAHWEH, sprak. Indien Ik dit niet zal doen aan heel deze kwade vergadering, zij die tegen Mij gesteld zijn, zullen zij in deze wildernis vergaan en daar zullen zij sterven (SW) [Num. 14:35]
16 omdat zij Mijn verordeningen verwierpen en niet naar Mijn statuten gingen en Mijn sabbatten ontwijdden, want hun hart ging achter hun drollenafgoden aan.
17 Maar Mijn oog had medelijden met hen, tegen hun ruïnering en Ik maakte aan hen geen beëindiging in de wildernis.
18 En Ik zei tot hun zonen in de wildernis: Het moet niet zo zijn dat jullie gaan in de statuten van jullie vaders en het moet niet zo zijn dat jullie hun verordeningen in acht nemen en het moet niet zo zijn dat jullie jezelf verontreinigen met hun drollenafgoden.
19 Ik ben JAHWEH, jullie Elohim! Gaat in Mijn statuten en neemt Mijn verordeningen in acht en doet ze!
20 En heiligt Mijn sabbatten, want zij werden tot teken tussen Mij en tussen jullie, wetend dat Ik JAHWEH ben, jullie Elohim.
21 Maar de zonen rebelleerden tegen Mij. Zij gingen niet in Mijn statuten en Mijn verordeningen namen zij niet in acht, om ze toe doen. De mens die ze doet, hij zal door ze leven. Zij ontwijdden Mijn sabbatten en Ik zei dat Mijn woede over hen uitgegoten zou worden, al Mijn boosheid over hen uitputtend in de wildernis.
22 Maar Ik deed Mijn hand terugkeren. En Ik deed het omwille van Mijn Naam, zodat die niet ontwijd zal worden voor de ogen van de naties, uit wie Ik hen deed uitgaan voor hun ogen.
23 Ook hief Ik Mijn hand op tegen hen in de wildernis, om hen te verstrooien onder de naties en om hen in de landen weg te gooien, En Ik zal jullie ziften onder de naties en Ik zal een zwaard achter jullie uit de schede trekken. En in jullie land komt een verwoesting en jullie steden zullen verlaten worden. (SW)[Lev. 26:33]
24 omdat zij Mijn verordeningen niet deden en zij Mijn statuten verwierpen en zij Mijn sabbatten ontwijdden en hun ogen achter de drollenafgoden van hun vaders gingen.
25 En ook gaf Ik aan hen geen goede statuten en verordeningen waarin zij niet konden leven.
26 En Ik verontreinigde hen in hun geschenken, toen zij al wie de baarmoeder door vuur deden passeren, zodat Ik hen troosteloos zou maken, opdat zij zouden weten dat Ik JAHWEH ben. Er zal onder jou niemand gevonden worden die zijn zoon of dochter door het vuur doet gaan, die voorspellingen doet, die een wolk raadpleegt, die een wichelaar is, die betovert (SW)[Deut. 18:10]
27 Daarom, spreek tot het huis van IsraëlIsraël = strijder van God, zoon van de mens, en zeg tot hen: Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Verder beschimpten jullie vaders Mij, door tegen Mij hun krenking te krenken.
28 En Ik bracht hen naar het land waarover Ik Mijn hand ophief, om het aan hen te geven. En zij zagen elke hoge heuvel en elke bladerrijke boom en zij offerden daar hun slachtoffers en zij gaven daar de terging van hun naderingsgeschenk en zij plaatsten daar de geur van hun rustgevendheden en zij brachten daar drankoffers, hun drankoffers.
29 En Ik zei tot hen: Wat is de hoge plaats daar waar jullie komen? En haar naam wordt BamaBama = ?hoogte van Baäl?, tot aan deze dag.
30 Daarom, zeg tot het huis van IsraëlIsraël = strijder van God: Zo zegt mijn Heer JAHWEH! Zijn jullie verontreinigd op de weg van jullie vaders? En bedrijven jullie ontucht achter hun gruwelen?
31 En door het dragen van jullie geschenken en door het vuur doen passeren van jullie zonen, verontreinigen jullie jezelf aan jullie drollenafgoden, tot aan vandaag, en word Ik door jullie geraadpleegd, huis van IsraëlIsraël = strijder van God. Zo waar Ik leef, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk, indien Ik door jullie word geraadpleegd!
32 Wat is opgegaan in jullie geest, het zal niet gebeuren wat jullie zeggen: Wij zullen als de naties worden, als de families van de landen, om dienst te verrichten aan hout en steen.
33 Zo waar Ik leef, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk, indien Ik niet met een standvastige hand en met een uitgestrekte arm en met uitgegoten woede over jullie zal regeren!
34 En Ik zal jullie doen uitgaan uit de volken en Ik zal jullie bijeen roepen uit de landen waarin jullie verstrooid werden, met een standvastige hand en met een uitgestrekte arm en met uitgegoten woede.
35 En Ik zal jullie brengen naar de wildernis van de volken en Ik zal daar met jullie in het oordeel komen, van aangezicht tot aangezicht,
36 zoals Ik met jullie vaders kwam in het oordeel in de wildernis van het land van EgypteEgypte = (egyptisch) huis van (de god) Ptah - (koptisch) het zwarte land (tov. de witte woestijn), zo kom Ik in het oordeel met jullie, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
37 En Ik zal jullie onder de knuppel doen passeren en Ik breng jullie in de band van het verbond.
38 En Ik zal jullie zuiveren van die in opstand komen en van die tegen Mij overtreden. Van het land van hun tijdelijk verblijf zal Ik hen doen uitgaan, maar naar de grond van IsraëlIsraël = strijder van God zullen zij niet komen. En jullie zullen weten dat Ik JAHWEH ben.
39 En wat jullie betreft, huis van IsraëlIsraël = strijder van God, zo zegt mijn Heer JAHWEH, ieder van jullie, gaat en dient jullie drollenafgoden, daarna is er niemand van jullie die naar Mij luistert. Dan zullen jullie Mijn Naam van heiligheid niet meer ontwijden met jullie geschenken en met jullie drollenafgoden.
40 Want op de berg van Mijn heiligheid, op de hoge berg van IsraëlIsraël = strijder van God, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk, daar zullen zij Mij dienen, het gehele huis van IsraëlIsraël = strijder van God, zij allemaal. In het land, daar zal Ik hen aanvaarden en daar zal Ik van jullie hefoffers eisen en het eerste van jullie presentaties, met al jullie heilige donaties.
41 Met een geur van rustgevendheid zal Ik jullie aanvaarden, wanneer Ik jullie doe uitgaan uit de volken en Ik jullie bijeenroep uit de landen waarin jullie verstrooid werden. En Ik word in jullie geheiligd voor de ogen van de naties.
42 En jullie zullen weten dat Ik JAHWEH ben, wanneer Ik jullie uitbreng naar de grond van IsraëlIsraël = strijder van God, naar het land waarover Ik Mijn hand ophief om het aan jullie vaders te geven.
43 En daar zullen jullie je wegen gedenken en al jullie praktijken waarmee jullie verontreinigd werden. En jullie zullen van jullie aangezichten een afkeer hebben, vanwege alle kwade daden die jullie deden.
44 En jullie zullen weten dat Ik JAHWEH ben, bij Mijn doen met jullie omwille van Mijn Naam, niet zoals jullie kwade wegen en zoals jullie corrupte praktijken, huis van IsraëlIsraël = strijder van God, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
45 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
46 Zoon van de mens, plaats jouw aangezicht naar de weg naar het zuiden en verkondig naar het zuiden en profeteer tot het woud van de velden van de NegevNegev = de woestijn in het zuiden van Israël.
47 En zeg tot het woud van de NegevNegev = de woestijn in het zuiden van Israël: Hoor het woord van JAHWEH! Zo zegt mijn Heer JAHWEH: Aanschouw, Ik zal in jou vernielen met vuur en het verslindt in jou elke sappige boom en elke droge boom. Het in gloed staan van de vuurgloed zal niet uitdoven, maar alle aangezichten vanaf de NegevNegev = de woestijn in het zuiden van Israël naar het noorden zullen er door geblakerd worden.
48 En alle vlees zal het zien dat Ik, JAHWEH, haar verteer. Het zal niet uitgedoofd worden.
49 En Ik zei: Ach, mijn Heer JAHWEH, zij zeggen tot mij: Is hij het niet die spreekwoorden citeert?


Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 21
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.