Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven tussen 593 en 565 voor Christus, tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.
Hoofdstuk 21
|
|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
2 Zoon van de mens, plaats jouw aangezicht naar en verkondig tot de heiligdommen en profeteer tot de grond van .
3 En zeg tot de grond van : Zo zegt JAHWEH! Aanschouw! Ik ben tegen jou en Ik zal Mijn zwaard doen uitgaan uit haar schede en Ik snij van jou de rechtvaardige en de slechte af.
4 Omdat Ik van jou de rechtvaardige en de slechte afsnij, daarom zal Mijn zwaard uitgaan uit haar schede tegen alle vlees ten noorden van de .
5 En alle vlees zal weten dat Ik, JAHWEH, Mijn zwaard deed uitgaan uit haar schede; het zal niet meer terugkeren.
6 En jij, zoon van de mens, zucht met een verbreking van taille en met bitterheid zal jij voor hun ogen zuchten.
7 En gebeurt het dat zij tot jou zullen zeggen: Over wat zucht jij?, dan zeg jij: Over het bericht dat komt. En elk hart zal smelten en alle handen zullen verslappen en elke geest zal dof worden. En alle knieën gaan naar wateren. Aanschouw, het komt en het gebeurt, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
8 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
9 Zoon van de mens, profeteer en zeg: Zo zegt mijn Heer! Een zwaard, een zwaard, het is gescherpt en het is ook gepolijst.
10 Om een slachting te slachten is het gescherpt. Het is gepolijst opdat het een bliksemflits zal worden. Of zullen wij opgetogen zijn? Het is de knuppel van Mijn zoon, die alle hout verwerpt.
11 En Hij geeft het om gepolijst te worden, om in de handpalm vastgehouden te worden. Het zwaard is gescherpt en het is gepolijst, om het in de hand van een doder te geven.
12 Schreeuw het uit en jammer, zoon van de mens, want het komt onder Mijn volk, het is onder alle vorsten van . Die omgevallen zijn door het zwaard zijn met Mijn volk. Daarom, sla op de dij!
13 Want het is getoetst. En wat indien zij ook deze knuppel verwerpen? Zal die niet komen, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk?
14 En jij, zoon van de mens, profeteer en sla handpalm tegen handpalm. En het zwaard treft twee keer, een derde keer, een zwaard van gesneuvelden. Het is het grote zwaard van de gesneuvelde, dat tot hen in de kamer komt.
15 Om het hart te ontbinden en de struikelblokken te doen vermeerderen bij al hun poorten geef Ik de slachting van het zwaard! Ach, het is gemaakt om te flitsen, het is gehuld voor slachting.
16 Bestem jezelf, ga naar rechts. Plaats jezelf, ga naar links. Waarheen is jouw aangezicht gesteld?
17 En ook zal Ik Mijn handpalm slaan tegen Mijn handpalm en Ik zal rust geven aan Mijn woede. Ik, JAHWEH, Ik sprak het.
18 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
19 En jij, zoon van de mens, plaats voor jou twee wegen waarover het zwaard van de koning van komt. Uit één land zullen zij beiden uitgaan. En steek een hand op aan het hoofd van de weg die naar de stad leidt.
20 Eén weg zal jij plaatsen voor het komen van het zwaard tegen van de zonen van , en één tegen in het verdedigde .
21 Want de koning van staat aan de moeder van de weg, aan het hoofd van de twee wegen, om waarzeggerij waar te zeggen. Hij schudt de pijlen uit, hij vraagt aan de huisgodenbeeldjes*1), hij beziet de lever.
22 In zijn rechterhand zal de waarzeggerij tegen komen, om stormrammen te plaatsen, om de mond te openen bij moord, om de stem te verheffen met luid geschreeuw, om de stormrammen te plaatsen tegen de poorten, om een aarden wal uit te gieten, om een belegeringswal te bouwen.
23 En het zal voor hen zijn als een vruchteloze waarzegging, de eden die aan hen gezworen werden; maar hij zal de verdorvenheid doen gedenken, opdat zij vastgegrepen worden.
24 Daarom, zo zegt mijn Heer JAHWEH, omdat jullie je verdorvenheid doen gedenken, doordat jullie overtredingen onthuld worden, dat jullie zonden gezien worden in al jullie praktijken, omdat jullie herinnerd worden, zullen jullie door de handpalm vastgegrepen worden.
25 En jij, ontwijde, slechte vorst van , wiens dag komt in de tijd van het eindpunt van de verdorvenheid ,
26 zo zegt mijn Heer JAHWEH: Neem de tulband af en til de kroon weg! Dit zal zo niet blijven! Verhef de lage en breng de verhevene omlaag!
27 Tot verdorvene, verdorvene, verdorvene zal Ik haar plaatsen! Bovendien: deze zal niet zijn totdat Hij komt van Wie het oordeel is. En Ik geef het Hem.
28 En jij, zoon van de mensheid, profeteer en zeg: Zo zegt mijn Heer JAHWEH tot de zonen van en tot hun smaad; en zeg: Een zwaard, een zwaard, losgemaakt voor de slachting, gepolijst om te verslinden, opdat het flitst,
29 terwijl voor jou vruchteloosheid wordt waargenomen, terwijl voor jou een leugen wordt voorspeld, om jou te geven op de halzen van ontwijden van slechten, van wie hun dag komt in de tijd van het eindpunt van de verdorvenheid.
30 Doe het terugkeren naar zijn schede. In de plaats waar jij werd geschapen, in het land van jouw oorsprong, zal Ik jou beoordelen.
31 En Ik zal over jou Mijn verontwaardiging uitgieten. In het vuur van Mijn razernij zal Ik op jou blazen en geef Ik jou in de handen van brute mannen, vakmannen van verderf.
32 Voor het vuur zal jij tot voedsel worden, jouw bloed zal komen in het midden van het land. Jij zal niet herinnerd worden, want Ik, JAHWEH, Ik sprak het.
1) Huisgodenbeeldjes - terafim
Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 22
|
|
© www.schriftwoord.nl U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.
|