Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Ezechiël
Het boek Ezechiël is waarschijnlijk geschreven
tussen 593 en 565 voor Christus,
tijdens de Babylonische ballingschap van de Joden.

Hoofdstuk 26

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam dan ziet u de betekenis)


1 En het was in het elfde jaar, in dag één van de maand, dat het woord van JAHWEH tot mij kwam, zeggend
2 Zoon van de mens, omdat wat TyrusTyrus = rots zegt tegen JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter, "Ha, de deuren van de volken worden verbroken," zal zij tot Mij omgekeerd worden. Ik zal gevuld worden, zij zal woest gelegd worden. 9 Zo zegt JAHWEH: Vanwege drie overtredingen van Tyrus en vanwege vier zal Ik het niet doen terugkeren. Vanwege hun uitleveren van een totale deportatie naar Edom en zij gedachten niet het verbond van broeders. 10 En Ik zal vuur zenden tegen de muur van Tyrus en het zal haar burchten verslinden. (SW) [Amos 1:9,10]
3 Daarom, zo zegt mijn Heer JAHWEH, aanschouw, Ik ben tegen jou, TyrusTyrus = rots, en Ik zal vele naties tegen jou doen opgaan, zoals de zee zijn golven doet opgaan.
4 En zij zullen de muren van TyrusTyrus = rots ruïneren en haar torens slopen. En Ik zal haar losse aarde van haar van haar wegschrapen en Ik maak haar tot een verweerde steile rots.
5 Een uitspreidplaats van vangnetten zal ze worden in het midden van de zee, want Ik, Ik sprak het, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk. En ze zal tot plundering voor de naties zijn.
6 En haar dochters die in het veld zijn, zullen door het zwaard gedood worden. En zij zullen weten dat Ik JAHWEH ben.
7 Want zo zegt mijn Heer JAHWEH, aanschouw, Ik zal NebukadressarNebukadressar = Nabu, bescherm de erfzoon, koning van BabelBabel = wirwar, uit het noorden, koning van koningen, naar TyrusTyrus = rots, met paard en met strijdwagen en met ruiters en een samenkomst en veel volk.
8 Jouw dochters in het veld zal hij met het zwaard doden en hij zal tegen jou een belegeringswal geven en tegen jou een aarden wal uitgieten en hij zal tegen jou een groot schild doen opstaan.
9 En hij zal de inwerking van zijn stormram geven tegen jouw muren en jouw torens zal hij afbreken met zijn ijzeren staven.
10 Vanwege de toeloop van zijn paarden zal hun stof jou bedekken, vanwege het geluid van de ruiter en het rollende wiel en de strijdwagen zullen jouw muren schudden bij zijn binnenkomen in jouw poorten, als de toegangen van een opengereten wordende stad.
11 Met de hoeven van zijn paarden zal hij al jouw straten vertreden, jouw volk zal hij doden met het zwaard. En de monumenten van jouw sterkte zal hij op de aarde doen neerkomen.
12 En zij zullen jouw vermogen buit maken en jouw handel plunderen en zij slopen jouw muren en de huizen van jouw begeerte zullen zij afbreken en jouw stenen en jouw hout en jouw losse aarde zullen zij in het midden van het water plaatsen.
13 En Ik zal het rumoer van jouw liederen doen ophouden en het geluid van jouw harpen zal niet meer gehoord worden. En het geluid van lierzangers en vermakers en van fluitisten en van trompettisten zal in jou niet meer gehoord* worden. En iedere kunstenaar en van ieder vak zal niet meer in jou gevonden* worden. En het geluid van de molensteen zal in jou niet meer gehoord* worden (SW)[Openb. 18:22]
14 Ik zal jou een verweerde steile rots maken. Jij zal worden tot een uitspreidplaats van netten. Jij zal niet meer opgebouwd worden, want Ik, JAHWEH, Ik sprak het, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk.
15 Zo zegt mijn Heer JAHWEH tot TyrusTyrus = rots: Zullen de kustlanden niet schudden vanwege het geluid van jouw val, door het kreunen van gewonden, bij een doding van doden in jouw midden?
16 En alle vorsten van de zee zullen afdalen van hun tronen en zij zullen hun staatsiegwaden weg doen en hun geborduurde kledingstukken zullen zij afstropen. Met bevingen zullen zij bekleed worden. Op de aarde zullen zij zitten en zij zullen elk moment beven. En zij zullen over jullie ontzet zijn.
17 En zij zullen over jou een klaaglied aanheffen en tot jou zeggen: Hoe ben jij omgekomen, die gezeten was op de zeeën, de lofgeprezen stad die standvastig werd op de zee, zij en haar inwoners die hun ontsteltenis gaven over al haar bewoners. 9 En de koningen van de aarde, die met haar prostitueren* en gunsten verkregen*, zullen over haar weeklagen en haar bewenen, wanneer zij de rook van haar °brand zullen zien,
10 ver weg staande, vanwege de vrees van haar °beproeving, Wee, wee, de grote stad Babylon, de sterke °stad, want in één uur kwam* jouw °oordeel (SW)
[Openb. 18:9,10]

18 Nu beven de kustlanden in de dag van jouw val. En de kustlanden, die bij de zee zijn, zijn geagiteerd door jouw uitgaan.
19 Want zo zegt mijn Heer JAHWEH: Wanneer Ik jou maak tot een woest geworden stad, zoals de steden die niet bewoond worden, wanneer Ik over jou de waterdiepte breng, dan bedekken jou de vele wateren,
20 dan zal Ik jou doen afdalen met die neerdalen naar het onderaards gewelf, naar een volk van de aion, en Ik zal jou doen wonen in de onderste delen van de aarde, zoals de aionisch verlaten plaatsen, met die neerdalen in het onderaards gewelf, opdat jij niet bewoond zal worden. En Ik zal statigheid geven in het land van de levenden.
21 Tot een ontaard ding zal Ik jou geven en jij zal niet meer zijn. En jij zal gezocht worden, maar jij zal niet meer gevonden worden voor de aion, zegt mijn Heer JAHWEH met nadruk. En een sterke boodschapper tilt* een steen als een grote molensteen en hij werpt* die in de zee, zeggende: Zo voortsnellend zal Babylon, de grote stad, geworpen worden en zij zal niet meer gevonden* worden. (SW) [Openb. 18:21]

Terug naar de indexpagina
Naar Ezechiël 27
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.